Begin deze maand was de Nederlandse violiste Janine Jansen te gast in de Henry Leboeufzaal. Samen met Itamar Golan werd het publiek getrakteerd op een eens energiek en uitbundig dan weer intimistisch en aangrijpend hoorspel.
Begin deze maand was de Nederlandse violiste Janine Jansen te gast in de Henry Leboeufzaal. Samen met Itamar Golan werd het publiek getrakteerd op een eens energiek en uitbundig dan weer intimistisch en aangrijpend hoorspel.
Het concertseizoen loopt stilaan op haar laatste benen, maar in BOZAR is er van uitbollen niet echt sprake. Maria João Pires, Grigory Sokolov en Rafał Blechacz: voor pianoliefhebbers hebben de komende weken nog heel veel moois in petto. Gaat uw voorkeur daarentegen uit naar de viool, dan keek u vast al enige tijd uit naar de passage van Janine Jansen. De Nederlandse is samen met onder andere Julia Fischer en Hilary Hahn één van de leading ladies van een nieuwe generatie viooldiva's: exponenten van de girl power waarmee met toenemend succes een van oudsher haast oninneembaar mannenbastion wordt bestormd. Samen met de Israëlische pianist Itamar Golan, professor kamermuziek verbonden aan het Parijse conservatorium en één van haar vaste partners, gaf Jansen een recital waarin achtereenvolgens Janáček, Schubert, Chausson én Brahms weerklonken.
Bezieling
De avond verliep crescendo. Aan inlevingsvermogen was er in de zelden uitgevoerde vioolsonate (1914-1921) van Leos Janáček alvast geen gebrek. Het publiek werd in deze aaneenschakeling van karakterstukken bruusk van de ene emotie in de andere gestort: rauwe passie, dromerige lyriek en beklemmende smart wisselden elkaar genadeloos af. Bogend op een soevereine techniek, wist Jansen wel raad met de atypische vioolschriftuur van de Moravische componist. De manier waarop Golan de Ballade fraseerde, getuigde van uitzonderlijk veel gevoel en zin voor nuance. Het was dan ook opmerkelijk vast te stellen dat de balans in het duo het heikele punt van deze uitvoering vormde. Zo waren de pizzicati in de openingsbeweging (Con moto) en de ostinato loopjes aan het begin van het Allegretto niet altijd hoorbaar. Al dient gezegd dat Janáček deze scheefgetrokken verhouding tussen de eerder timide viool en een gespierde pianopartij bewust neerschreef, alsof het oorlogsgeweld op een even hardnekkige als abrupte manier de lieflijke landelijkheid doorbreekt.
Een even opmerkelijke rollercoaster is Schuberts Fantasie (1827). Hemels lang en halsbrekend virtuoos wordt dit geniale stuk, één van 's mans laatste kamermuziekwerken, als diens ongeschreven vioolconcerto beschouwd. Jansen toonde zich fragiel in de mijmerende openingsmaten, fors in het afsluitende Presto en buitengewoon soepel in al de pracht die zich daartussen manifesteerde. Een eens zachte, lieflijke toon werd afgewisseld met innig gearticuleerde hunkering. De variatiereeks (Andantino), die het zwaartepunt van de Fantasie uitmaakt, stond bol van de expressieve details. Voeg daar nog het edelmoedige raffinement en smaakvolle rubato van Golan aan toe en je zit als toehoorder meer dan twintig minuten lang op het puntje van je stoel. Bezieling in het kwadraat dus. Doordat het tweetal elkaar minutieus in de rede viel en gevat anticipeerde op de vloedgolf aan muzikale kronkels die Schubert voor hen in petto had, ontstond een levendig, urgent en bijwijlen uitermate briljant hoorspel dat tijdens de pauze nog enige tijd bleef nazinderen.
Ingehouden spanning
In het tweede deel van het concert werd het intimistische Poème van Ernest Chausson, zo niet het meest geliefde dan toch zeker één van de bekendste composities van deze laat-19de-eeuwse leerling van César Franck (1822-1890), gekoppeld aan het dramatische grote gebaar van Brahms derde vioolsonate (1886-1888). Chausson schreef dit mysterieuze werk in 1896 op vraag van niemand minder dan diens goede vriend Eugène Ysaÿe (1858-1931). Less is more moet de Fransman bij het componeren gedacht hebben, en dat resulteerde in spaarzame dialogen, kleurrijke timbres en een in het geanimeerde middendeel bij momenten heftig opflakkerende passie. Jansen maakte er een zeer bonte, vol overgave geïntoneerde en met een flinke dosis vibrato overgoten interpretatie van. Golan ontpopte zich tot een uiterst tactvolle begeleider. Er hing een ingehouden spanning in de zaal. Een merkwaardige sereniteit ook. Het bewijs dat de musici de geest van deze muziek treffend wisten te vatten? Het resultaat was hoe dan ook bijzonder aangrijpend.
Van het verstilde slot van Chaussons Poème naar de rusteloze eerste beweging (Allegro) van Brahms laatste vioolsonate: het is beslist geen kleine stap. Maar voor de van nature extroverte Jansen was deze hartstochtelijke opener niettemin gesneden koek. Op haar eigen onbevangen manier raakte ze in wat volgde meer dan eens een gevoelige snaar. Toch was het vooral het lichtvoetige touché, de speelse finesse en gedurfde accenten van Golan die ver- en bewondering wisten te wekken. En eens te meer speelde het paar wonderwel op elkaar in, getuige het springerige scherzo. In het afsluitende, exuberante Presto agitato werd al de opgebouwde energie geheel de vrije loop gelaten. Dynamiek, betrokkenheid, spontaneïteit: de beweging had het allemaal. De staande ovatie was niet meer dan gerechtvaardigd.
Stond er de volgende dag nog een lange vliegreis naar Tokio op het programma, dan was het duo niet te beroerd om er nog twee encores aan te plakken. Het enthousiaste publiek nam beide toegiften – de schalkse Marche Miniature Viennoise van Fritz Kreisler en Fauré's weemoedige Après un rêve – met veel plezier in ontvangst. Voor zij die deze mooie avond gemist hebben, kunnen bij deze clip alsnog heerlijk wegdromen.