Twee zelden gespeelde opera’s, te zien op één weekend, lokten me naar Frankfurt. De ene een mijlpaal uit het twintigste-eeuwse repertoire, Lear van Aribert Reimann, de andere in een totaal andere stijl: Mascagni’s L’amico Fritz die in 1892 in de toenmalige opera van Frankfurt gecreëerd werd en nu na honderdtwintig jaar voor het eerst opnieuw te zien was in twee concertante voorstellingen in de Alte Oper.
REIMANN Aribert – Lear – Onontkoombare tragiek in beeld en muziek
In 1978 voltooit Aribert Reimann zijn opera Lear. Dietrich Fischer-Dieskau had hem in 1968 voorgesteld het stuk van Shakespeare tot een opera te bewerken en na enkele jaren aarzelen, zet Reimann zich aan het werk. De Bayerische Staatsoper München gaf de opdracht en daar is de opera ook gecreëerd in juli 1978 met Dietrich Fischer-Dieskau in de titelrol en Gerd Albrecht als dirigent. Sindsdien is Lear een van de meest opgevoerde opera’s van het hedendaagse repertoire. De opera was onder andere ook te zien in Amsterdam in 2001 in een regie van Willy Decker. De Oper Frankfurt nam Lear op het programma in september 2008 in regie van Keith Warner en herneemt vanaf 10 maart tot 9 april deze productie.
Warner sleept het publiek mee in zijn fantasie die zeer functioneel is voor de weergave van dit intens en wreed drama, met historische grondslag. Aan het begin van het stuk wil de oude koning Lear zijn rijk verdelen onder zijn drie dochters. Hij laat hen om beurt hun liefde voor hem verwoorden en wie het meeste liefde betoont, krijgt het grootste deel. De op macht beluste Goneril en Regan putten zich uit in vleierij. De jongste en oprecht liefhebbende dochter Cordelia, slaagt er niet in haar genegenheid voor haar vader onder woorden te brengen en wordt verstoten. De machtsgeile en brutale dochters verjagen hun oude vader, die in waanzin vervalt. Door hun valse machtsspelletjes en intriges worden de twee dochters in de dood gedreven. De verbannen Cordelia keert terug en wil haar vader opnieuw aan de macht helpen. Ze wordt gedood en met zijn dode dochter in de armen, stort de oude vader in.
De figuur van de nar, die in de onuitstaanbare hardheid van het stuk een toets van relativering en ironie brengt, is van bij aanvang aanwezig. Keith Warner begint de voorstelling met een gesloten familietafereel, waarbij Lear en de twee opzichtig geklede dochters met hun gevolg in het koninklijke kader zitten, achter hen een projectie van het te verdelen land. Cordelia, in zacht wit gekleed, staat buiten de ruimte: ze leidt een apart leven en is anders dan haar zussen. Een eenvoudig en sober beeld, dat onmiddellijk de verhoudingen tekent. Het geeft meteen ook de sterke tragiek van Lear aan: Lear die nog als een koning triomfeert, de kroon op het hoofd, maar zodra hij zijn koninkrijk afstaat zet zijn ondergang in. Hij glijdt af naar diepe somberheid en dood, via tragische vereenzaming en hulpeloosheid, die hem eindelijk de waarheid doet inzien: de oprechte liefde van zijn jongste dochter Cordelia. Het slotbeeld dat Warner ons toont met de treurige vaderfiguur die als een pietà het dode lichaam van Cordelia in de armen draagt is dan ook ontzettend aangrijpend. Voor de scène op de heide gebruikt Warner het beeld van een chaotische vuilnisbelt, het decor voor de stormscène, die een contrast vormt met de meest lyrische passage van het stuk, de aria waarin Lear in zijn ziel kijkt, een soort waanzinsaria, prachtig begeleid met basfluit.
Ook voor het nevenverhaal van Gloster en zijn twee zonen, Edgar en Edmund, vindt Warner pakkende beelden. Vooral het uitsteken van Glosters ogen door hertog Cornwall en door Regan is een ijzingwekkend tafereel, helemaal parallel met Reimanns harde en schrijnende muziek.
Lear is geen opera voor gevoelige zielen. Het hele stuk door worden we geconfronteerd met hypocrisie en wreedheid. Lyriek en ontroering worden in beeld en muziek opgespaard voor de scènes met Cordelia. De hallucinante beelden van Warner passen perfect bij de muziek waarin slagwerk en kopers overheersen. Bij de strijkers vallen glissandi op. De muziek is samengesteld uit dichte lagen over elkaar die werkelijk overweldigen. De vocale partijen zijn sterk ritmisch en parlando. Pas op het einde is er een echt duet als vader en dochter elkaar teruggevonden hebben en de treurnis van het slotbeeld weerklinkt bij de prachtige flageoletkleur van de solostrijkers.
De uitvoering was zowel muzikaal als wat acteren betreft nagenoeg ideaal. De vertolking van de nar door Graham Clark, die een geboren natuurtalent is voor dat soort partijen, was een hoogtepunt. Ook Tomas Tomasson was een geknipte vertolker voor Lear, met een aangrijpende en warme stem. Britta Stallmeister was een aandoenlijke Cordelia en Jeanne-Michèle Charbonnet een trotse Goneril. Enkel Caroline Whisnant als Regan had een onaangenaam scherp timbre, dat wel bij haar bedrieglijke personage paste. Friedemann Layer deed zijn vertrouwdheid met hedendaags repertoire alle eer aan en hij mocht daarvoor ook de dankbaarheid en duidelijke tevredenheid ervaren van de componist die op de voorstelling aanwezig was.
MASCAGNI, Pietro – L’Amico Fritz, aandoenlijk en smaakvol als kersen.
Mascagni is een van die operacomponisten die overleeft met één titel, Cavalleria rusticana. Jammer, want L’amico Fritz, de tweede opera die Mascagni schreef, is een charmant werk met prachtige melodieën. Toegegeven, het is een ietwat naïef verhaaltje maar het landelijke en idyllische karakter van de opera toont een andere Mascagni die zeker kan bekoren. Het romantische liefdesthema met voorspelbare afloop heeft een aantal personages die zelfs op een concertante voorstelling voor emotie en spanning zorgen: de rabbijn, die huwelijken arrangeert, Fritz, de verstokte vrijgezel die gecharmeerd wordt door de lieftallige Suzel en de eerlijkheid heeft toe te geven dat hij op haar verliefd is, de zigeuner Beppe, die een Frankfurter Opern-und Museumsorchester, Herrenchor Oper Frankfurt kleurrijk accent aan het stuk geeft.
De voorstelling in de Alte Oper in Frankfurt zette met Joseph Calleja een schitterende Fritz op het podium. Deze Maltese tenor straalt zoveel charisma uit dat een scenisch beeld bijna overbodig is om zijn personage geloofwaardig te zingen. Hij overtuigde in zijn verstoktheid zich niet te willen binden aan een vrouw, maar was even eerlijk als hij zijn gevoel van liefde de vrije loop liet. Zijn mooie aria O amore klonk als een innige bekentenis. Vocaal past zijn stem perfect voor het genre. Ze heeft de juiste kracht en lyriek, buigzaamheid en heldere, volle klank. Calleja is een ideale vertolker voor de partij en het klikte goed met Grazia Doronzio. Haar stem is krachtig en heeft een moeiteloze hoogte. Enkel in de hoogste tonen durft ze wat scherp klinken. Grazia Doronzio leefde zich totaal in haar rol van Suzel in als aanvankelijk argeloos meisje met toch wel pittige verleidingskracht.
Het duet met Fritz aan het begin van het tweede bedrijf – het zogenaamde kersenduet en het enige populaire fragment van de opera – was een regelrecht kippenvelmoment. Hun liefdesduet op het einde hield de zaal volledig in de ban. Daaraan droeg ongetwijfeld ook het geëngageerde spel van het orkest bij, dat door de dirigent, Carlo Montanaro, vlot doorheen deze zonnige en melodieuze muziek geleid werd. Elk tafereel kreeg de juiste aanpak, feestelijk, lyrisch, intiem, krachtig of grappig. De drive van de muziek zat er goed in en ook de interventies van het koor kwamen sterk over. Željko Lučiċ had als de rabbijn de draadjes stevig in handen en zijn zachte bariton klonk vaderlijk en met inzicht in de afloop van het verhaal. Ook de andere partijen vielen niet uit de toon zodat deze L’amico Fritz een aandoenlijke en muzikaal heerlijke muziekavond was, waarvoor het publiek uitbundig en met veel bravo dankte. Een gebisseerd kersenduet was het resultaat.