Qui dit mieux ? Officier de l’Ordre national de la Légion d'honneur door een opera, maar wereldberoemd door een Spaans vioolconcerto. Echt waar. De allereerste Japanse laureaat van de Koningin Elisabethwedstrijd, Yuzuko Horigome, een dame nota bene, trakteert ons op twee composities voor viool en orkest van Édouard Lalo. Meegenomen?
Qui dit mieux ? Officier de l’Ordre national de la Légion d'honneur door een opera, maar wereldberoemd door een Spaans vioolconcerto. Echt waar. De allereerste Japanse laureaat van de Koningin Elisabethwedstrijd, Yuzuko Horigome, een dame nota bene, trakteert ons op twee composities voor viool en orkest van Édouard Lalo. Meegenomen? Dat denkt U maar. Alhoewel.
Om te beginnen. Wat is er zo Spaans aan de Spaanse Symfonie van de Franse componist Édouard Lalo (1823-1892)? Wel, lang niet alles. Beluister maar eens het Andante (4de beweging). U mag zich in de loop van de compositie verwachten aan Malagueña’s, en Habanera’s maar niet meteen. En wat is er eigenlijk symfonisch aan een compositie voor viool en orkest in vijf bewegingen? Wel, in het tijdperk van de expansie van de symfonische structuur in de 19de eeuw van programmasymfonie, dramatische symfonie, cantate-symfonie, tot symfonisch gedicht en Tondichtung, mocht een “Symfonie” met een obligaat instrument niet uitblijven. Drie, vier of vijf bewegingen, n’importe. Wat dreef onze Rijselse componist er toe zo’n mooi werk te componeren, en te kiezen voor de viool als obligaat instrument? Wel, naast het feit dat hijzelf violist was, had hij contact met de violist Jules Armingaud (1820-1900) uit Bayonne, de auteur van het boek “Consonnances et Dissonnances”. Met o.a. cellist Léon Jacquard en Armingaud vormde Lalo, eerst als altist en later als violist, een kwartet. Voor hun concerten kon men destijds terecht ten huize van de violist en dichter Edmond Roche, rue de Steinkerque in Parijs. Daarnaast was er zijn contact met de legendarische, Spaanse violist Pablo Martin Melitón de Sarasate y Navascués (1844-1908). Wist U overigens dat Jules Armingaud voor zijn prachtige Collin-Mezin (dat was zijn viool), een mooi “Épithalame” voor viool en orgel heeft gecomponeerd? Moet U echt eens beluisteren. En ontdek meteen ook de “Valse des Roses” van Olivier Métra (1830-1889). Ook hij behoorde tot hetzelfde milieu. Doen.
Lalo was niet de enige die “Spaanse muziek” componeerde. Er werd veel Spaanse of toch Spaans geïnspireerde muziek gecomponeerd tussen pak weg Bizets Carmen en Ravels L’heure espagnole. En een aanzienlijk deel daarvan werd gecomponeerd voor en door de joodse violist uit Pamplona, die overigens zelf ook componeerde (denk maar aan zijn Carmen-Fantasie, zijn Zigeunerweisen (Aires Gitanos) en zijn aanstekelijke Zapateado). Wat de Catalaanse Pablo Casals later voor de cello betekende, betekende de Navarrese Pablo voor de viool in de 19de eeuw. Kortom met Lalo bevinden we ons in het hart van de 19de eeuwse Frans-Belgische vioolwereld. Viool, viool en nog eens viool.
Yuzuko speelt mooi viool. Dat weten we sedert 1980, toen ze door haar Sibelius- en Brahmsvertolkingen, en door haar uitvoering van het mooie concerto (nr. 1) van Frederik Van Rossum, de eerste prijs op de wedstrijd wegkaapte. Herinner U nog dat wij met z’n allen opteerden voor Peter Zazofsky met zijn 2de Bartok ? Maar hij werd tweede. Na ongeveer 30 jaar carrière heeft Yuzuko nu een CD opgenomen samen met het bij ons te weinig bekend Orchestre Philharmonique de Nice, jawel, Côte d’Azur, o.l.v. Marco Guidarini, niet echt een bekende naam, maar toch wel een gerenomeerd operadirigent uit Genua. Wat mij meteen opvalt is haar zuiver geïntoneerd spel, secuur, bedeesd maar beheerst en nauwkeurig juist van toon. Niet sterk maar juist. Is al veel waard. Onze lieve Yuzuko moet echter concurreren, als ik me zo mag uitdrukken, met grootheden die de “espagnole” op hun palmares hadden en haar opgenomen hebben: o.a. Ida Haendel (zorg ervoor dat U haar opname van het Sibelius-concerto thuis heeft, Sibelius heeft haar in ‘ 49 nog zelf gehoord en was vol lof), Isaac Stern, Perlman, Nathan Milstein, Christian Ferras, Ricci, of de legendarische Jascha Heifetz en Misha Elman, en Pierre Amoyal. Stuk voor stuk fantastische interpretaties. Om daar tegen te kunnen optornen moet U al heel wat in uw mars hebben, zou U denken. Terecht. Het spel op de solsnaar vraagt een voller klank en het geheel mocht wat meer gedreven en meer bezield joods( Sefardisch)-Spaans klinken. Maar dit wordt gecompenseerd door gevoelig vioolspel (bvb. haar uitvoering van het neventhema na de Habanera in de eerste beweging). Het hanteren van de strijkstok is echter niet haar sterkste kant. Jammer, want een violist(e) produceert met de strijkstok de toon en hun kracht gaat uit van het hanteren van deze wonderbaarlijke boog. Te weinig, echt te weinig bij Yuzuko. Haar toon gaat niet dieper dan de opperhuid. Zouden we toch mogen spreken van een te kort aan mannelijke kracht? Waarom niet eigenlijk?
In de 1ste beweging heb ik de indruk dat de partituur teveel fysieke kracht van haar vraagt, of anders gezegd, dat ze de muziek fysiek niet, of toch niet voldoende aankan. Het eerste hoofdthema is inderdaad nogal gespierd Brahmsiaans en vergt dus heel wat kracht. Bij haar klinkt het nogal kortademig waardoor we een eerder tekort schietende spanning krijgen, veroorzaakt door haar inspanning. Zelfs het 2de thema, een heuse, Spaanse Habanera, laat ze volgens mij zelfs misplaatst, te intiem klinken. In de marge weze overigens opgemerkt dat de opname over het algemeen te droog is. De balans in het orkest kan veel beter. Spijtig.
In de 2de beweging (Scherzando) klinkt haar toon te weinig uitbundig. Te weinig zuiders temperament. De muziek moet de geest ademen van “España” van Chabrier. Het ritme van Jota en Seguidilla klinkt in het orkest te weinig dansant.
De uitgebreide inzet van het orkest van de Mauresque – Habanera van de 3de beweging (Intermezzo) moet veel briljanter. Op deze opname klinkt het te dof. Ook Yuzuko’s tremoli kunnen beter. Ik bedoel sneller. Dit geldt nog meer voor de uitzinnige finale. En voor de vele virtuoze staccato- en spicattotrekken moet ze toch heel wat moeite doen. Het lijkt erop dat Yuzuko het verschil in viool spelen sedert Viotti, Baillot (“L’Art du Violon uit 1834, weet U nog ) en Rode, niet volgt, en zij viool blijft spelen zoals men viool speelde ten tijde van Mozart. Misschien kunnen Paganini- en Wieniawskiconcerti haar helpen. Van elk twee pillekes daags zou al voldoende zijn. Dit alles geldt ook voor het Intermezzo (3de beweging).
De meest verrassende muziek komt in de 4de beweging. Onverwacht zware, sombere Sibelius-Elgar-achtige muziek, in de geest van Bruchs Kol Nidrei en Tsjaikofski’s Canzonetta (langzame beweging) uit diens vioolconcerto. Toch wel. Deze muziek hoort bijna niet thuis in dit anders zo Flamenco-achtig klinkend huzarenstuk voor vier vingers en een stok. En zeker niet, volgend op het zo aanstekelijk Intermezzo. Gebaseerd op de partituur die de violist Iosif Iosifovič Kotek in 1878 in Clarens aan Tsjaikofski toonde en die zij samen doornamen, componeerde Tsjaikofski overigens terstond zijn eigen vioolconcerto. Een direct verband dus tussen beide meesterwerken. Daarnaast was Tsjaikofski dol op het personage van Carmen. Overduidelijk dus. Wel, hier klinkt Yuzuko nog het best. Gelaten, ingetogen en droevig-nostalgisch. Hoewel ook hier haar toon voller mag. Zou het dan toch een beetje aan haar Cremonese Guarneri del Gesù uit 1741 te wijten zijn? Mogelijk. Maar weet dan toch maar dat Paganini, Heifetz en Menuhin een Guarnerius verkozen boven een Stradivarius. Opvallend.
De zeer virtuoze en indrukwekkende 5de beweging, de Malagueña, kan ze echt niet aan. Deze muziek is op en top Zuid-Spaans, bijna als een Danza Fantastiqua van Turina. Lalo goochelt in zijn finale met zonovergoten, spetterend saltato-, staccato-, spiccato-, marcato-, staccatissimo-, mezzo staccato-, pizzicato-, legato-, glissando- en portamentospel, dat het een lieve deugd is. Paella, tortilla, tapas, patatas bravas, cocido, jamón serrano, gazpacho en chorizo dooreen. Overheerlijk, wonderbaarlijk, aanstekelijk lekker. Bloedheet. Puur, puur genot. Wel, bij Yuzuko mist elk gericht wel één of ander ingrediënt waardoor de couleurs locales en de saveurs du terroir van de verschillende soorten Fiambre (vleeswaren), bvb. de vele Embutidos (worsten), ontbreken. Veel te weinig “Baile regional canario” of “Palo del flamenco tradicional de Málaga”. Mens toch. t’ Zou niet mogen. Het klinkt alsof ze hijgend en zuchtend, met de tong uit de mond (excuus voor de uitdrukking) van de inspanning, de top met veel moeite bereikt om toch maar niet te moeten toegeven dat ze de rit eigenlijk niet aankon. Aan de fiets ligt het niet. Wellicht een Col te hoog gegrepen.
Lalo was tijdens de jaren ’70 van de 19de eeuw één van de vruchtbaarste componisten voor het viool-en-orkestrepertoire. Naast een Vioolconcert, op. 20, (1873) en zijn Symphonie espagnole (1875), componeerde hij in de jaren ’70 voor viool en orkest, een Fantaisie norvégienne, (1878), een Romance-sérénade, (1879) en het Concerto Russe, op. 29 (1879). “Guitarre” werd georkestreerd door Gabrie Pierné.
Een voordeel van deze CD is wel de combinatie met Lalo’s, zeg maar onbekend, eveneens vijfdelig Concerto Russe uit 1879 dat hij opdroeg aan zijn vriend, de Belgische violist Martin-Pierre Marsick (1847-1924) omdat Sarasate er niet van hield. Recentelijk deed violist Olivier Charlier (° 1961) op zijn Bergonzi uit 1747, trouwens hetzelfde voor het label Chandos (dirigent is daar Yan Pascal Tortelier, jawel zoon van). Even een Belg voorstellen. Belangrijk. Martin Marsick was het vijfde kind van een gezin dat op de duur 18 kinderen zou tellen. Vader Pierre-Joseph was, het weze hem vergeven, blikslager, zou nu metallo geweest zijn, maar speelde viool. Echt waar. Een viool spelende metallo met 18 kinderen. Zo ziet U maar waar viool spelen allemaal niet goed voor kan zijn. Martin was één van de beste en beroemdste violisten van zijn tijd. Martin is weliswaar niet te verwarren met de Luikse componist Armand Marsick (1877-1959). Dat was zijn neef, de zoon van Martins broer Louis. Louis was ook violist en Armand ook. Ze speelden verdorie allemaal viool. Komt daarbij nog dat hij, net als Pépin le Bref overigens, toch niet niks, geboren werd in Jupille-sur-Meuse, jawel, de gemeente waar de plaatselijke brouwerij haar pilsbier sedert 1966 naar de gemeente noemt. Oui, Jupiler. "Enfin. Un soda brassé rafraîchissant pour les hommes." Mannen weten waarom. Allemaal goed en wel, maar ze zouden daarnaast ook beter de Marsicks kennen als U het mij vraagt. Tussen 1875 en 1895 speelde Martin regelmatig tijdens de concerten van de Société nationale de musique ter bevordering van de Ars gallica. “Pour, au lendemain de la guerre franco-prusienne, réaffirmer la grandeur de la musique française face à la tradition ». A La Bonheur. Qui dit mieux ? Hij speelde o.l.v. Charles Lamoureux (les Nouveaux Concerts), Jules Pasdeloup (les Concerts Populaires) en Edouard Colonne (les Concerts Colonne). Hij stichtte het Quatuor Marsick met Guillaume Rémy of Richard Loys (2de viool), Louis Van Waefelghem, altviool (een gedroomde naam toch ?), en Jules Delsart of André Hekking (cello). Hij schreef een studieboek EUREKA, « pour se mettre en doigts en quelques minutes » en een “Grammaire du violon”. Het Concerto Russe is geen meesterwerk maar toch de moeite waard om te ontdekken. Maar helaas. Yuzuko speelt dit werk niet anders dan de wijze waarop ze de espagnole speelt. Eerder aan de povere kant. Zeker geen topniveau. Het spijt me.
Tenzij U hoe dan ook, alle opnamen van Yuzuko of van de Symphonie espagnole collectioneert, (er zijn zo’n mensen), kan ik U deze CD niet aanbevelen. Sommige buitenlandse collega’s doen dat wel, ik niet. Ik hoor meer en beter. Niet kopen dus. Spijtig. Gemiste kans. Geen toename in kwaliteit sedert de wedstrijd van 1980. Ziet U wel dat we gelijk hadden. Het moest Zazofsky geweest zijn. The forgotten guy from Boston. Yeah.