*** Het eerste beeld van deze voorstelling haakt zich direct vast op het netvlies: een wriemelende mensenmassa op een ijzig-blauwe lege scène. We weten meteen dat deze voorstelling recht naar de essentie gaat en zich niet in overbodigheden zal verliezen.
Het beeld suggereert angst en onzekerheid zonder ook maar één enkele verwijzing te maken naar de historische context van de Franse revolutie waarin het stuk zich afspeelt. Uit die massa treedt één vrouw naar voren en op haar wordt gefocust: Blanche, het hoofdpersonage van het stuk, een aangrijpende Susan Gritton. Haar innerlijke drama kan beginnen, in de tijdloze context van een anonieme en onverschillige wereld. Voor de gesloten gemeenschap van de karmelietessen kiest de regisseur voor een eigenzinnig beeld: een barak met glazen wanden waarin de “zusters” in nonchalante lekenkledij verenigd zijn rond een simpele houten tafel. Geen lange gangen, eenzame cellen of kloosterrefter. Elke confrontatie speelt zich af in die ruimte die overkomt als een claustrofobische barak.
De nonnen zijn geloofwaardige vrouwen, aards en primitief, frivool of neurotisch. Ze hebben geen aandacht voor uiterlijkheden en we zijn getuige van hun dagdagelijkse bezigheden die duidelijk gestoord zijn door hun innerlijke continue onrust. Hun existentiële angst proberen ze door hun roeping te bezweren. Een van de sterkste scènes is de doodstrijd van Madame de Croissy, schitterend vertolkt door Sylvie Brunet. Als toeschouwer kan je voelen wat een impact die dood heeft op Blanche en op Mère Marie, heel karaktervol neergezet door Susanne Resmark. Het gedwongen vertrek van de nonnen uit het klooster met pak en zak onder de dreiging van de revolutie en nagekeken door de onverschillige politieofficier grijpt niet alleen aan in zijn triestheid maar ook door het onterechte van wat hen overkomt.
Voor het slot van de opera heeft Tcherniakov wel een eigenzinnige ingreep gemaakt. Onder het zingen van het prachtige slotkoor Salve Regina komt Blanche haar zusters bevrijden uit hun kloosterbarak die door een gasontploffing de lucht invliegt. Haar openbreken van de barak is onwaarschijnlijk, de bevrijding van de zusters al evenzeer en het ingetogen en religieus-serene effect van het prachtige slotkoor tijdens de executie door de guillotine gaat verloren. Jammer dat een aangrijpende voorstelling zijn waarde verliest door te knoeien aan het sterke einde van de originele versie. Heeft de Russische regisseur een verwijzing willen maken naar de gaskamers van de tweede wereldoorlog? Uiteindelijk heeft Poulenc de periode van existentiële angst van de naziperiode gekend toen hij in de jaren 50 van de vorige eeuw zijn opera componeerde.
Kent Nagano is zeer vertrouwd met de partituur en dat hoor je. Hij maakte in 1990 een van de mooiste opnamen die van de opera bestaan, met Catherine Dubosc, Rita Gorr, Rachel Yakar, Martine Dupuy en José Van Dam (Virgin 7 59227 2). Hij gaat uiterst delicaat te werk en dirigeert het Bayrisches Staatsorchester als kamermuzikanten. De details in de instrumenten komen prachtig tot hun recht (hobo, slagwerk) en de muziek van Poulenc klinkt onweerstaanbaar mooi. De solisten, vooral de hoofdrollen (Susan Gritton, Sylvie Brunet, Susanne Resmark, Soile Isokoski, Hélène Guilmette, Alain Vernhes) zijn vocaal overtuigend, het Frans is niet bij iedereen vlekkeloos (zelfs niet bij Isokoski) maar toch aanvaardbaar. Een opname die enerzijds door de aanpak een boeiende visie geeft op dit spirituele en toch ietwat moeilijker toegankelijke werk uit het Franse 20ste repertoire maar door het slot dan toch een soort verraad pleegt tegenover het stuk. Het was duidelijk dat het publiek in München dat ook niet heeft geapprecieerd.