***** De opera’s van Alexander von Zemlinsky krijgen niet zo vaak een kans op de scène. Het maakt de opname van Der Zwerg uit de Deutsche Oper Berlin des te interessanter. De opera biedt niettegenstaande het rechtlijnige verhaal diverse interpretatiemogelijkheden. Regisseur Tobias Kratzer koos voor een versie die vooral de link maakt met de wereld van de muziek en dan ook duidelijk verwijst naar de autobiografische elementen in het verhaal. De Dwerg als componist-dirigent.
In 1921 componeert Zemlinksy zijn opera op het sprookje The Birthday of the Infanta van Oscar Wilde. Georg C. Klaren schrijft het libretto en geeft het de titel Der Zwerg mee. De première heeft plaats in Keulen op 28 mei 1922 met Otto Klemperer als dirigent. Al vlug volgen voorstellingen in Berlijn, Praag en Wenen en in de jaren ’20 is Der Zwerg de meest gespeelde opera van Zemlinsky. Alban Berg noteert na de opvoering in Wenen: Het stuk zal geen groot succes hebben. Er zijn nogal wat ondramatische zaken in en het dramatische is dan weer van een zodanig pijnlijke tragiek (bijvoorbeeld het eerste optreden van de dwerg) dat het nauwelijks uit te houden is. Spijtig voor de heerlijke muziek. De opera’s van Zemlinsky zijn pas vanaf de jaren ’80 van vorige eeuw opnieuw in de belangstelling gekomen.
Kort samengevat is dit de inhoud: aan het Spaanse hof wordt de verjaardag van de Infante Donna Clara gevierd. Ze is een knap jong meisje, speels, ondeugend en hautain. De gasten brengen haar geschenken en het boeiendste is een dwerg. Hij is zich niet bewust van zijn misvorming en wordt op slag verliefd op de Infante. Hij zingt haar een teder lied, maar door zijn vriendelijke naïviteit wordt hij vlug het onderwerp van spot. Het kamermeisje Ghita wil hem met zijn lelijkheid confronteren maar de dwerg heeft geen oog voor de spiegel, tot hij alleen achterblijft en zijn blik op de spiegel valt. Hij beseft dat hij zijn eigen gestalte ziet en begrijpt nu dat hij het onderwerp van hoon kon zijn. Als Donna Clara terugkomt, smeekt hij haar zijn ontdekking tegen te spreken en te zeggen dat hij mooi is. Maar de Infante zwijgt en de dwerg sterft met een gebroken hart.
Uniek meesterschap
In haar memoires portretteert Alma Mahler haar leraar en vriend Alexander von Zemlinsky als: “ein scheusslicher Gnom” – een lelijke dwerg. Klein, zonder kin, zonder tanden, altijd naar het koffiehuis ruikend, ongewassen en toch door zijn geestelijke scherpzinnigheid en sterkte, ongemeen fascinerend. En verder: Hij was één der fijnste musici. Hij was een grandioze leraar, hij nam een klein thema als het ware in zijn geestelijke handen, kneedde het, vormde het tot ontelbare varianten … Zijn kunde, zijn meesterschap waren uniek. (Alma Mahler-Werfel, Mein Leben, Fischer Taschenbuchverlag).
Als we het over Zemlinsky als leraar hebben, komt ook Arnold Schönberg in beeld. Hij was een leerling van Zemlinsky en hij huwt in 1901 met Zemlinsky’s zuster, Mathilde. Ook hij is een en al lof over zijn leraar, zeker als operacomponist: Zijn ideeën, zijn vorm, zijn klank en iedere wending kwamen direct uit de handeling voort, uit de scène en uit de stem van de zanger met een duidelijkheid en precisie van de allerhoogste kwaliteit. (Willi Reich, Arnold Schönberg oder der konservative Revolutionär, DTV)
Het is dan ook helemaal niet uit de lucht gegrepen dat de voorstelling in Berlijn als een soort proloog de Begleitungsmusik zu einer Lichtspielscene (opus 34) van Schönberg meekrijgt. Daarin vertolkt pianiste Adelle Eslinger Runnicles Alma Mahler en Evgeny Nikiforov Alexander von Zemlinsky. Scenisch doet hier trouwens ook al de spiegel zijn intrede. De Proloog vormt dus een feilloze overgang naar de eigenlijke opera en heeft met de spiegel daarin een cruciale betekenis. Met zijn verwijzing naar Zemlinsky evoceert hij tegelijk het biografische karakter van de opera en wijst vooruit naar de emotionele impact ervan, met dreiging, angst en catastrofe. Het is een eerste troef van regisseur Tobias Kratzer. Zijn tweede is de keuze om de Dwerg te laten spelen als een ontdubbeld personage door een acteur die in realiteit een dwerggestalte heeft.
Ontdubbelde dirigent
In decor en kostuums overheerst wit en zwart, met kleurrijke toetsen in de kostuums van de vriendinnen. De scène is een leeg podium, wachtend op de muzikanten. De dirigent – die de hofmeester is van de Infante – treft nog wat regelingen met enkele van hen. De hovelingen doen langs een balustrade hun intrede. De Infante is een knappe jongedame in glitterjurk. De ballonnen verwijzen naar een kinderlijk verjaardagsfeest. Het orkest speelt bij het overhandigen van geschenken, maar de Infante is ontevreden en de instrumenten worden stuk gegooid. Dan verschijnt de dwerg uit de coulissen. De hofmeester van de Infante (Philipp Jekal) somt de geschenken op en noemt het mooiste tegelijk het afschuwelijkste, met name de dwerg, als een speling van de wrede natuur. De acteur is als een ontdubbelde dirigent. De regie past perfect bij de muzikale context, de Stunde der Gratulation is als verhakkelde marsmuziek. De spanning bruist van lyriek. De dwerg – die niet weet hoe hij eruit ziet – wordt op de Infante verliefd, maar zij vernedert en veracht hem. Het slot is bitter tragisch. De dwerg gaat niet zozeer ten onder aan zijn onwetendheid over zijn eigen gebrekkigheid. Wel door de gewetenloosheid van de hovelingen. Ze amuseren zich met de dwerg. Enkel Ghita, het lievelingsdienstmeisje van de Infante voelt het onheil aankomen en waarschuwt de dwerg: de mensen zijn wreed, ze verzwijgen dat jij hun speeltuig bent. Het cynisme van de Infante spreekt uit haar slotwoorden: Cadeau gedaan en al bedorven dan wil ik een speelgoed dat geen hart heeft. En ze gaat weer dansen. Enkel Ghita treurt om het gebroken hart van de Dwerg, dat zo mooi was.
Als de Dwerg in zijn lange monoloog – aangrijpend gezongen door tenor David Butt Philip – plots in de spiegel merkt dat hij Dwerg is, krijgen we het meest beklijvende moment in de voorstelling. De spiegel toont op een fascinerende manier de ontdubbeling van zijn personage. Aan de ene kant de reële zanger, aan de andere kant de tragische dwerg. Bij een enorme orkestuitbarsting staan Dwerg en zijn spiegelbeeld tegenover elkaar, een spiegelbeeld dat hij dan pas ontdekt. Zemlinsky’s muziek laat de zanglijn bovendien dwepen van verliefdheid, en wenen van ontgoocheling. De hele opera wordt trouwens gekenmerkt door rijke kleurbuigingen in de vocale lijn, uiterst expressief en het tragische verhaal perfect ondersteunend. Zijn dubbelganger in de lilliputter-acteur Mick Morris Mehnert speelt zijn rol waanzinnig knap. Ook de andere vertolkers zijn uitstekend gecast.
Ghita wordt door Emily Magee gezongen met duidelijke empathie voor de dwerg. Ze is geërgerd door het gedrag van de Infante, die van de Dwerg een speeltuig maakt. Zij stelt op het einde ook verbijsterd de dood van de Dwerg vast. De Infante krijgt met Elena Tsallagova een elegante vertolkster met soepele en sierlijke stem, die de veeleisende vocale lijnen moeiteloos beheerst. Ze speelt perfect haar wrede ongevoeligheid en afstandelijkheid.
Dat Donald Runnicles met het Orkest en Koor van de Deutsche Oper Berlin een knappe prestatie neerzet, maakt het geheel tot een bijzonder boeiende realisatie van een meesterwerk uit de 20ste-eeuwse operaliteratuur.
- WAT: Alexander von Zemlinsky (1871-1942) – Der Zwerg
- REGIE: Tobias Kratzer
- STEMMEN: Elena Tsallagova, Emily Magee, David Butt Philip, Mick Morris Mehnert, Philipp Jekal
- ORKEST: Koor en Orkest van de Deutsche Oper Berlin o.l.v. Donald Runnicles
- PROLOOG: Adelle Eslinger Runnicles en Evgeny Nikiforov (piano)
- UITGAVE: Naxos 2.110657 (1 dvd)
- Kopen: via JPC