Begin deze maand speelden ze nog in het Concertgebouw Amsterdam en volgend weekend staat een concert in de Londonse Wigmore Hall op het programma. Maar wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd. En dus was het Quatuor Danel de voorbije weken dichter bij huis te genieten. In de muziekacademie van Dilbeek sierden Mendelssohn, Weinberg en Schubert de pupiters.
Begin deze maand speelden ze nog in het Concertgebouw Amsterdam en volgend weekend staat een concert in de Londonse Wigmore Hall op het programma. Maar wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd. En dus was het Quatuor Danel de voorbije weken dichter bij huis te genieten. In de muziekacademie van Dilbeek sierden Mendelssohn, Weinberg en Schubert de pupiters.
Het Quatuor Danel is ongetwijfeld een van de meest vooraanstaande strijkkwartetten van ons land. Niet voor niets behoort het ensemble, samen met illustere collega’s als het Jerusalem en Artemis Quartet, het Quatuor Mosaïques en het Cuarteto Casals, tot de eminente managementstal van Ivy Artists. In de bijna vijfentwintig jaar dat het kwartet op de planken staat, werd een even omvattend als uiteenlopend repertoire opgebouwd. Naast de stamvader van het genre (Haydn) en het volledige werk van zowel Beethoven als Schubert heeft het viertal ook een bijzondere affiniteit met Russische en hedendaagse componisten. Hun integrale opname van het strijkkwartetoeuvre van Sjostakovitsj voor Fuga Libera (2005) geldt als referentie. De drie stuks van Tsjaikovski zitten in de pijplijn. Onze Luc Brewaeys componeerde met Bowmore (1995) zijn tweede strijkkwartet speciaal voor hen. En in september 2014 verzorgden de vier heren samen met klarinettist Jörg Widmann en hoornist Bruno Schneider de wereldpremière van Wolfgang Rihms Sextett in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Anderhalf jaar geleden verliet stichtend lid Guy Danel het kwartet. In de line up van vanavond troffen we dus de nieuwe cellist Yovan Markovitch aan, die zelf jarenlang de baspartij van het ter ziele gegane Quatuor Ysaÿe verzorgde.
Voor Fanny en Ester
Het programma van deze avond was er niet meteen een om vrolijk fluitend naar de concertzaal te huppelen. Maar niet getreurd. Want zijn het niet ongeluk en misère die tot enkele van de mooiste, of toch zeker de meest aangrijpende bladzijden uit de muziekgeschiedenis hebben geïnspireerd? Ja toch. Headliner was Franz Schubert met het intens ontroerende Der Tod und das Mädchen-kwartet: zijn voorlaatste en meest geliefde worp in het genre (1824). “Klassieke volmaaktheid, met behoud van de grilligheden van de fantasie”, zo luidde het lovende oordeel van de Nederlandse schrijver Simon Vestdijk (1898-1971) in zijn essaybundel Muziek in blik (p. 93). Schuberts onaantastbare meesterwerk werd voorafgegaan door twee kwartetten die ter ere van een overleden zus op papier waren gezet. Voor Felix Mendelssohn was diens opus 80 meteen ook zijn laatste, volledig voltooide werk – de maestro stierf twee maanden later, op 4 november 1847, aan een hartfalen. Zijn muzikale testament was tevens een emotioneel geladen cri de coeur naar aanleiding van het verlies, minder dan een half jaar voordien, van zijn oudste zus en vertrouwelinge Fanny.
Ook Mieczysław Weinberg schreef het voorlaatste van zijn in totaal zeventien strijkkwartetten ter nagedachtenis van zijn zus, Ester, die in een Nazi-kamp het leven liet. Het Danel Kwartet staat met stip genoteerd als een van de voornaamste wegbereiders van de kamermuziek van deze vergeten Russische componist met Poolse wortels. Via Irina Antonovna, weduwe van diens goede vriend en toeverlaat Sjostakovitsj, kwam het ensemble Weinberg op het spoor, en raakte meteen gefascineerd door zijn intrigerende klankidioom. “We felt like an archeologist who by chance discovers a complete new civilization”, zo getuigt het viertal over die onverwachte kennismaking op hun website. “Maar om zijn strijkkwartetten ook uit te kunnen voeren, moesten we werkelijk bidden bij de concertzalen en impresario’s, die liever op safe spelen”, herinnert primarius Marc Danel zich in een interview met Wenneke Savenije. Tussen 2006 en 2009 zette het Quatuor Danel alle strijkkwartetten voor het label CPO op plaat: een tot op vandaag unieke prestatie. En toch: “To share this beautiful music with the public remains our most important mission, more even than recording them. Like all classical music, Weinberg’s quartets are strongest when experienced live.”
Gesmaakte metamorfosen
Niets overtreft inderdaad de live-ervaring. Dat werd tijdens dit concert eens te meer onderstreept. In Mendelssohn greep het Quatuor Danel het publiek van bij de eerste maten bij de keel met een opvallend homogeen geluid en vurige fraseringen die met schichtige accentjes werden verlevendigd. De bezieling waarmee de nerveuse rusteloosheid van beide hoekdelen werd opgeroepen, was exemplarisch voor de hele avond. Hetzelfde kan gezegd worden van de aanstekelijke energie die in de coda van de eerste beweging werd gestopt. Naar de lichtvoetige, ietwat naïeve deuntjes waartoe Mendelssohn nog steeds wordt gereduceerd, was het vruchteloos zoeken. Diegenen die beweren dat deze vroegromantische wonderboy na een ronduit briljante start – denken we bijvoorbeeld aan het Octet voor strijkers (1825) of de Ouverture tot A Midsummer Night’s Dream (1826) – maar weinig was geëvolueerd, denken beter twee keer na. Zijn laatste strijkkwartet laat immers een heel andere componist horen, getuige het atypische scherzo (Allegro assai): een zwaarmoedige danse macabre waar rondfladderende elfjes geen plaats hebben. Hoogtepunt van de uitvoering was de kleurrijke treurzang tijdens het gracieuze Adagio. Een prachtig staaltje ensemblespel waarin alle stemmen op delicate wijze hun plaats opeisten. De zaal, die overigens over een prima akoestiek beschikt, werd terecht stil van zoveel teneramente.
Ook in Weinberg was het beleving troef. In tegenstelling tot vroeger werk heeft diens zestiende strijkkwartet (1981) een meer introvert, minder gepolijst karakter. In het mozaïsche openingsdeel (Allegro) werd er bijwijlen diep in de snaar gespeeld, wat een warme samenklank opleverde. Nog indrukwekkender was de plotse omslag in dynamiek die in alle vier de delen voor het nodige animo zorgde, eens assertief en furieus (de tremolo’s in het scherzo bijvoorbeeld), dan weer zachtjes klagend (de sourdines in het enigmatische Lento). De meest opmerkelijk metamorfose kwam er in de finale (Moderato), die op groteske wijze verleidelijk dansant inzet, maar algauw opnieuw een meer dramatisch-dreigende en naar het einde toe zelfs nihilistische toon aanslaat. Het Quatuor Danel wist al deze stemmingen zeer knap met elkaar af te wisselen en trakteerde zijn toehoorders op die manier op een indrukwekkende duik in het onbekende.
Veel bekender daarentegen is Schuberts veertiende strijkkwartet, dat omwille van de referentie aan het gelijknamige lied in de trage beweging de bijnaam Der Tod und das Mädchen zou krijgen. Zegt u toch niets? Stop dan al maar gauw met lezen en ga deze begeesterende rollercoaster subito presto beluisteren. Voor zij die toch in de lectuur zouden volharden – u heeft uiteraard ongelijk – geef ik graag mee dat het Quatuor Danel overduidelijk zijn pappenheimers kent. Fluks, gearticuleerd en bovenal limpide: deze Schubert gaf veel van zijn geheimen prijs. Sommigen zouden hun aanpak bij momenten misschien te hoogdravend vinden, met een dynamische spanwijdte die we eerder met de laatromantiek associëren, maar hoe kan een muzikant nu onbewogen blijven bij zoveel meeslepende schoonheid? En neem dat laatste gerust letterlijk, want het merkwaardige benenspel van Marc Danel is bijna even memorabel als diens kwieke vingers en frêle pianissimo’s. Neen, dan liever een viertal dat zich volledig smijt en en passant enkele voorheen onopgemerkte passages uit de partituur blootlegt. Met dank, op de eerste plaats, aan altist Vlad Bogdanas in de tweede variatie van het schitterende Andante con moto en de openingsmaten van de finale – een frenetiek slot van een bijzonder gesmaakt concert.