Wie is hij, wat drijft hem en hoe komt ie aan de kost? We kwamen het allemaal te weten tijdens een filmconcert in De Bijloke, alwaar Friedrich Wilhelm Murnaus visueel vooruitstrevende stille filmklassieker door Dirk Brossé en het Brussels Philharmonic van livemuziek werd voorzien.
Wie is hij, wat drijft hem en hoe komt ie aan de kost? We kwamen het allemaal te weten tijdens een filmconcert in De Bijloke, alwaar Friedrich Wilhelm Murnaus visueel vooruitstrevende stille filmklassieker door Dirk Brossé en het Brussels Philharmonic van livemuziek werd voorzien.
Als esthetische kruisbestuiving tussen beeldende en podiumkunsten is het filmconcert de laatste jaren aan een opmerkelijke remonte bezig. Sinds Brussels Philharmonic met de soundtrack voor The Artist (2011) meermaals in de prijzen viel, is het format meer dan ooit terug van weggeweest. Vóór de ontwikkeling van de geluidsfilm, in de jaren twintig van de vorige eeuw, werden films dikwijls door livemuziek begeleid. Vandaag is het voor elk orkest een weloverwogen manier om zijn portfolio te diversifiëren. “De meeste orkesten overleven dankzij filmmuziek. Moest men deze uit hun repertoire bannen, zouden vele onder hen de deuren mogen sluiten”, klinkt het bij dirigent en componist Dirk Brossé stellig. “In de VS is het zo dat 50% van het repertoire van een orkest uit niet-klassieke muziek bestaat. Niet omdat ze deze muziek niet wil spelen, maar omdat er geen interesse meer voor is”, zo luidde de even nuchtere als ontnuchterende vaststelling tijdens de inleiding op het concert. Om een ruimer en ongetwijfeld ook jonger publiek te bedienen, worden de banden tussen het witte doek en de concertpodia dus opnieuw nauwer aangehaald. Zo opende het Symfonieorkest Vlaanderen dit seizoen met de muziek van Star Wars en bracht het Nationaal Orkest van België eind vorig jaar het Antwerpse Sportpaleis in vervoering met Lord of the Rings in concert.
Kleren maken de man
De film die deze avond geprogrammeerd stond, was bij zijn verschijnen zeker zo succesvol als deze twee kaskrakers. Meer zelfs: hij staat te boek als een mijlpaal in de geschiedenis van de stomme film. Het verhaal van Der letzte Mann (1924) heeft nochtans weinig om het lijf. Op een zeldzaam moment van verpozing betrapt, wordt de trotse portier van het statige hotel Atlantic door zijn overste zonder pardon tot toiletschoonmaker gedegradeerd. Maar zo tragisch eenvoudig het script, zo baanbrekend was de dynamische manier waarop regisseur Friedrich Wilhelm Murnau en diens cameraman Karl Freund dit expressionistische zwart-wit meesterwerk toentertijd in beeld brachten. De camera is daarbij een personage op zich. Innovatieve cameratechnieken, tracking shots en lichteffecten worden ingezet om de diepste zielenroerselen van het naamloze hoofdpersonage bloot te leggen. Die verliest namelijk veel meer dan alleen zijn job. Het inleveren van zijn pronkerige kostuum voor een witte overall staat voor hem gelijk aan een pijnlijke val op de sociale ladder, eentje die hij voor zijn familie en buren vruchteloos verborgen tracht te houden. De kleren maken immers de man. Komt bekend voor? Zo gek veel is er sinds het interbellum inderdaad niet veranderd. Ook vandaag geldt voor velen onder ons: wat ik doe, is wie ik ben.
Van de oorspronkelijke muziek voor Der letzte Mann, geschreven door de Italiaan Guiseppe Becce, zijn enkel de piano- en vioolpartijen overgeleverd. De soundtrack werd in 2002 door Detlev Glanert gerestaureerd. Om de ontbrekende delen te orkestreren, bestudeerde de Duitse componist nauwgezet Becce’s partituren die de tand des tijds wel hebben doorstaan. En zo zijn er gelukkig nogal wat. Daarnaast quoteert Glanert klassieke voorgangers als Wagner (Tristan-akkoord) en Moessorgski (Il vecchio castello uit de Schilderijententoonstelling), komen bepaalde thema’s als leidmotieven terug en worden populaire deuntjes als “Lang zal hij leven” niet geschuwd. Aldus verklankt de muziek de psychologie van de portier en draagt deze bij aan de gelaagdheid van de film. “Het is één van de moeilijkste dingen die ik ooit gedaan heb”, verrast Brossé, wanneer hem naar zijn ervaringen met de score wordt gevraagd. “Het is zeer delicate, moeilijk uit te voeren muziek. Omdat er geen tijdscode is, moest ik de film frame voor frame vanbuiten leren. Ook op het vlak van concentratie is het bijna onmenselijk om de partituur uit te voeren. Noch de dirigent, noch de musici kunnen zich op geen enkel moment laten drijven door de flow van de muziek. Het is dus een ware uitputtingsslag. Ik zou zeggen: jullie zijn vanavond getuige van de Olympische Spelen.”
Lachertje
Brussels Philharmonic doorstond deze fitness check met verve. Anderhalf uur lang werd er met de grootste aandacht gemusiceerd. Muziek en beeld losten elkaar voor geen meter, zo bijvoorbeeld wanneer de trompet één van de hypnotiserende droomsequenties inleidt of als de portier aan het begin van een nieuwe werkdag door vrouwlief kushandjes krijgt toegeworpen. Het beperkte aantal kleuren op het doek was daarbij omgekeerd evenredig aan het buitengewoon bonte pallet waarmee het orkest zichzelf manifesteerde. Desalniettemin kon Der letzte Mann, met zijn donkere ondertoon en noodlottige thematiek, normaliter enkel op een bittere noot eindigen. Maar daar dacht men in Hollywood ook toen reeds helemaal anders over. From hero to zero, dat paste in Tinseltown niet in het script en dus zag Murnau zich verplicht om een onwaarschijnlijke epiloog aan zijn film te breien. Een miljonair die op het toilet van hotel Atlantic het leven laat en zijn fortuin aan onze aan lagerwal geraakte portier schenkt: de Amerikaanse producenten lustten er ongetwijfeld pap van, maar het is en blijft compleet van de pot gerukt. The Last Laugh, zo klonk de titel van de film aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. En jawel, het kolderieke happy-end is inderdaad niet veel meer dan een lachertje. Opvallend genoeg kon ook het nerveuse muzikale naspel een stuk minder bekoren. Dat schoot in je reinste ballroomstijl werkelijk alle richtingen uit. Voor het orkest het sein om eindelijk eens door te spelen en alle register open te trekken.
Geïnteresseerd om zelf eens een ciné-concert te beleven? Dat treft! Want op 9 en 10 maart verzorgt Brussels Philharmonic in Bozar de muziek bij de veelgeprezen filmbewerking van Leonard Bernsteins West Side Story. En op 3 april leidt Dirk Brossé het orkest in zijn thuishaven Flagey voor City Lights, de laatste stille Chaplin-film.