***** Wat als…
In de nacht van 24 op 25 november 1956 om 00.16 vertrok vlucht LAI 451 op weg van Milaan naar New York na een korte tussenlanding op Parijs Orly. Aan boord was de jonge Italiaanse dirigent Guido Cantelli.
Om onopgehelderde redenen verloor de DC-6 na de start meteen hoogte. Nog geen minuut later en zeshonderd meter verderop boorde het toestel zich in een gebouw dat aan het eind van de startbaan stond en ontplofte. Er ontstond een vuurbal die na tweehonderd meter tot stilstand kwam tegen een tweede gebouw.
Vierendertig inzittenden kwamen om het leven. Cantelli behoorde niet tot de overlevenden. Daar was er trouwens maar één van. Maar stel nu eens dat hij die overlevende was geweest? Dan zou het naoorlogse muzikale landschap er ongetwijfeld heel anders uitgezien hebben.
De ‘zoon’ van Toscanini
Cantelli (jaargang 1920) had op het moment van zijn overlijden al een bliksemcarrière achter de rug. Hij werd in 1948 ontdekt door Toscanini en was vanaf dat moment diens gedoodverfde opvolger. Alle deuren in de muziekwereld gingen nu wagenwijd voor hem open. Voortaan zou zijn leven dat van een muzieknomade zijn die de wereld afreist om aan al zijn engagementen te voldoen. De New York Philharmonic wilde hem in 1956 graag hebben, maar Cantelli wees het aanbod af. Hij was net getrouwd en vader geworden. Hij wilde thuis zijn in Milaan bij vrouw en kind.
Op die noodlottige novemberavond reisde hij voor het laatst naar New York. De jonge vader moet een gelukkig mens geweest zijn: een week tevoren had hij zijn handtekening gezet onder een lucratieve overeenkomst met de Scala in Milaan. Zijn wens was verhoord: voortaan kon hij zijn werk combineren met de zorg voor zijn gezin. Dit zou zijn laatste reis worden.
Opgelet: hoogspanning!
Als zijn carrière niet zo abrupt tot een einde gekomen zou zijn en een normale duur had gekend (de gemiddelde dirigent werkt toch door tot zijn tachtigste) dan was Cantelli ongetwijfeld uitgegroeid tot de allerbeste van een generatie waartoe ook Von Karajan, Solti en Bernstein behoorden. Hij was buitengewoon getalenteerd, maar ook overgevoelig, onzeker en soms wispelturig.
Net als zijn mentor Toscanini had hij een heilig respect voor de partituur en een obsessieve drang om elke noot en – vooral ook – elke rust tot zijn recht te laten komen. Je zou verwachten dat dit tot academische en saaie uitvoeringen zou leiden, maar het tegendeel was waar. Cantelli bezat het vermogen om zijn musici te prikkelen tot onvermoede prestaties. Hij wist ze tot ver buiten hun comfortzone op te jagen. Niet altijd tot hun genoegen als je Philharmonia fluitist Gareth Morris mag geloven die over zijn dirigent opmerkte: “I think it was all pretty fast, and it was electric all the time”. En zo was het ook. Cantelli zette de boel onder hoogspanning, niet alleen tijdens concerten, maar misschien nog wel meer in de studio als er gerepeteerd kon worden tot de puntjes werkelijk op de i stonden.
Verstaanbaar tot in de kleinste details
Luister naar Schumann’s vierde symfonie. Enerzijds geprezen als het hoogtepunt van Romantische compositiekunst met zijn revolutionaire quasi eendelige vorm. De hele symfonie is gebouwd op een simpel golvend thema bestaande uit achtste noten dat in alle delen weer een andere gedaante aanneemt, iets waar zelfs Beethoven niet van durfde dromen. Anderzijds verguisd om zijn dikke instrumentatie met vier hoorns en dubbel hout, waar menig dirigent zich geen raad mee wist. Geniaal gecomponeerd, maar beroerd geïnstrumenteerd, zo luidde het oordeel tot diep in de twintigste eeuw.
Cantelli bewijst het ongelijk van de critici. Onder zijn handen wordt deze symfonie het toppunt van verstaanbaarheid tot in de kleinste nootjes van de houtblazers toe. Tempo, dynamiek en frasering zijn volledig in balans. Hier toont zich de meester. Het levert een interpretatie op die de luisteraar overweldigt en meesleept van begin tot eind. Het swingt bij vlagen de pan uit, de opwinding spat er van af, maar er is ook plaats voor ontroering zoals in de Romanze. De tempo’s zijn pittig, zeker aan het eind van de finale waar Cantelli zijn equipe tot het uiterste opjaagt, zonder de helderheid uit het oog te verliezen. En ja, het staat ook allemaal zo in de partituur. Het enige wat Cantelli toevoegt, is een flinke dosis krachtstroom.
Emotie zonder sentiment
Een ander hoogtepunt is de Romeo en Juliet Fantasy Ouverture een symfonisch gedicht van Tsjaikovski. Donkerbruin hout en strijkers, onheilspellende dissonanten in de fluiten zetten meteen de toon. Dit moet wel slecht aflopen, denk je meteen. De uitvoering wordt gekenmerkt door zeldzaam rijk geschakeerde kleuren en een ongekende diepte in de strijkers en door opvallend helder klinkende blazers van wie de trompettist de show steelt.
Cantelli brengt messcherpe accenten en felle contrasten aan. Ook hier is alles perfect in balans. Ondanks de emotionele lading blijft de gelaagdheid van het stuk steeds goed hoorbaar. Je wordt als luisteraar niet alleen overrompeld door een uitzonderlijk goed spelend orkest, maar je wordt ook deelgenoot gemaakt van het zich ontrollende drama. Deze opname geldt als het hoogtepunt binnen het oeuvre van Cantelli. Zonder meer terecht, deze prestatie is bij mijn weten nooit geëvenaard.
Tsjaikovski’s symfonie in B-klein Pathétique is ontdaan van elke sentimentaliteit. Het is een verademing om te horen hoe Cantelli de partituur volgt. Het levert een bijna onromantische lezing op, ontdaan van overbodige emoties, maar zonder de teneur van naderend onheil en wanhoop uit het oog te verliezen. Daar zorgde de briljante blazerssectie onder leiding van de legendarische hoornist Dennis Brain wel voor.
Waar sommige dirigenten zich in dit werk laten meeslepen door hun eigen emotie en daardoor de eenheid uit het oog verliezen, schept Cantelli met zijn beheerste aanpak en doorlopende muzikale flow een indrukwekkend bouwwerk dat veel meer is dan de som der delen en recht doet aan een geniale, maar soms ten onrechte miskende componist. Ook in Brahms’ eerste symfonie valt die architecturale aanpak op. Cantelli stapelt thema op thema als betrof het een blokkendoos tot een er symfonie ontstaat met een onontkoombare logica.
In geuren en kleuren
Cantelli was niet alleen thuis in het Romantisch repertoire. Ook met de Franse klassieken wist hij uitstekend raad. Debussy’s impressionistische toondicht La Mer krijgt een meesterlijke vertolking. Het is één en al beweging, dynamiek en klankleur. Je hoort de meeuwen krijsen. Je ruikt de zee. Zijn onbekende en niet erg geliefde Le Martyre de Saint-Sébastien wordt op overtuigende wijze opgewaardeerd tot een waar meesterwerk.
Nocturnes krijgt een droom van een uitvoering, betoverend en mysterieus.
Hoor hoe in Prélude à l’après-midi d’un faune diezelfde mopperende dwarsfluitist van hierboven alle ruimte krijgt om te soleren. Hoe virtuoos zet het orkest Ravel’s tweede orkestsuite Daphnis et Chloé neer! Stel je voor hoe Cantelli na de opname van het aangrijpende Pavane pour une infante défunte overweldigd door emotie in de kleedkamer in tranen uitbarstte. Tot slot krijgt L’apprenti sorcier, Dukas’ onsterfelijke toondicht zo’n realistische uitvoering dat je de uit het vieze potje van de tovenaarsleerling overkokende smurrie bijna uit je luisprekers hoort spatten.
Een rijk gevulde muzikale fruitmand
Het zijn de grote werken uit het Franse repertoire die je hier in perfecte uitvoeringen voorgeschoteld krijgt. Maar er is nog veel meer: Mendelssohn’s Italiaanse symfonie in twee interessante en uiteenlopende uitvoeringen, Tsjaikovski’s 5de symfonie (met het Orchestra del Scala), Casella’s zeer virtuoze Paganiniana (met het Orchestra di Santa Cecilia) Wagners tedere liefdesverklaring aan Mathilde Wesendonck het Siegfried Idyll, Franck’s statige symfonie in D klein (met het NBC Orchestra), De Falla’s broeierige Sombrero de tres Picos, een zeer helder en klassiek geïnterpreteerde 7de van Beethoven, een 5de waaraan vreemd genoeg het eerste deel ontbreekt, de 3de symfonie van Brahms, Mozart’s symfonie 29 en Musikalische Spass en een ontroerende sfeervolle 8ste symfonie van Schubert. Met als klap op de vuurpijl een ongehoord spannende ouverture La Gaza Ladra van Rossini, waar Cantelli zijn orkest weet te verleiden tot ongekend roekeloos spel. Het loopt goed af!
Onbetaalbaar plezier
Deze collectie van 10 cd’s biedt het onweerlegbare bewijs van Cantelli’s genie. De heruitgaven van opnames voor het EMI label met het Londense Philharmonia Orchestra uit de jaren 1951-55 zijn verreweg het boeiendst. De samenwerking tussen één van de beste naoorlogse orkesten en een briljant dirigent resulteerde in een reeks opnames van superieure kwaliteit, die zonder uitzondering de tand des tijd met gemak hebben doorstaan en waarvan vele vijfenzestig jaar na dato nog als definitief kunnen gelden. Gelukkig zijn ze nu op bewonderenswaardige wijze gedigitaliseerd, zodat ze nog weer generaties meekunnen. Niemand heeft nog een excuus om deze grootmeester onder de dirigenten niet te leren kennen.
Tegelijkertijd biedt deze cassette ook een overzicht van het allerbeste dat er in de 19de en het begin van de 20ste eeuw op symfonisch gebied is gecomponeerd. De uitgave is onberispelijk. De cd’s zijn verpakt in kopieën van de originele platenhoezen. De cassette gaat vergezeld van een informatief booklet. De tiende cd Remembering Guido Cantelli met ooggetuige verslagen, commentaren van musici en opnames van repetities geeft een indringend beeld van de mens achter de musicus.
Zo snijdt het mes aan twee kanten. Je koopt zelden geëvenaarde uitvoeringen van absolute meesterwerken. Ruim tien uur muziek voor een schijntje! Het kan ons alleszins verzoenen met Cantelli’s vroegtijdig overlijden, maar toch blijft het zeuren: wat als?
Onmisbaar voor beginners en gevorderden!
- WIE/WAT: Guido Cantelli (1920-1956) The complete Warner Recordings Cassette met 10 cd’s
- WERKEN: Beethoven, Brahms, Casella, Tsjaikovski, Schumann, Debussy, Ravel, Franck, Schubert, Mendelssohn, Mozart, Rossini, De Falla, Dukas.
Orchestra del Teatro del Scala, Orchestra dell’ Accademia di Santa Cecilia, NBC Orchestra, Philharmonia Orchestra onder leiding van Guido Cantelli - UITGAVE: Warner Recordings – 9029538303
- FOTO’S: © Warner Recordings
- KOPEN: JPC