**** Een van de boeiendste figuren uit de muziekgeschiedenis van de 20ste eeuw is ongetwijfeld Hans Swarowsky. Swarowsky (1899-1975) was dirigent, pedagoog, schrijver en vertaler. Een homo universalis die merkwaardig genoeg niet als dirigent zijn stempel op de muziek zou drukken, maar als pedagoog.
Het Duitse cd label Profil brengt nu in samenwerking met de Hans Swarowksky Akademie in Wenen een verzamelcassette uit met 11 cd’s. Het is een verdiende hommage aan een dirigent die ten onrechte in vergetelheid is geraakt.
Een invloedrijke professor
Als professor aan de Weense Universität für Musik leverde Swarowsky gedurende bijna drie decennia vele honderden dirigenten af, die zich over de hele wereld verspreidden. Een verzameling vogels van uiterst verschillend pluimage, een treffende afspiegeling van de grote meester zelf, die een sterke belangstelling had voor filosofie, kunstgeschiedenis en psychoanalyse, en die op muzikaal gebied gevormd was door figuren als Weingartner, Schalk, Toscanini, Krauss, Strauss, Webern, Furtwängler en Kleiber. Onder zijn studenten vind je operadirigenten en specialisten in het Klassiek Romantische repertoire. Anderen legden zich weer toe op het grote symfonische werk van Bruckner, Mahler en Strauss of de tweede Weense school en avantgarde. Abado, Mehta, Jansons, Fischer, Sinopoli om er een paar te noemen, zaten allen bij hem in de klas. Zelfs op het terrein van de historische uitvoeringspraktijk heeft Swarowsky een grote invloed uitgeoefend met studenten als Demus, Leonhardt en Harnoncourt. Hoe verschillend zijn studenten in muzikaal opzicht ook mogen zijn, één ding hebben ze gemeen: een onvoorwaardelijke trouw aan de partituur.
Een onfortuinlijk dirigent
Als dirigent kende Swarowski een minder voorspoedige loopbaan, hoewel de voortekenen gunstig leken. Geboren in Budapest als zoon van één van de rijkste industriëlen van de Donaumonarchie verhuisde hij al gauw naar Wenen, waar hij muziektheorie studeerde bij Schönberg en Webern en directie bij Weingartner en Richard Strauss. Een glanzende carrière lag voor hem in het verschiet, maar het opkomende Nationaal Socialisme gooide roet in het eten. Omdat hij van joodse afkomst was, werd in1935 zijn aanstelling aan de opera van Hamburg gedwarsboomd door allerlei politieke intriges. Na twee jaar kreeg hij een beroepsverbod opgelegd. Hij mocht niet meer dirigeren in Duitsland en Oostenrijk. In 1937 kwam hij met hulp van Richard Strauss in Zürich terecht waar hij de Opera leidde, totdat ook daar de hand van de Nazis te sterk voelbaar werd en het werken hem onmogelijk werd gemaakt.
Berooid – het reusachtige familiekapitaal was geconfisqueerd – en vertwijfeld door alle tegenslag hield hij zich gedurende de oorlogsjaren in leven met het vertalen van libretto’s, het bewerken van operettes en een klusje als dramaturg. Toen hij in 1942 met Richard Strauss naar Zürich reisde, bood hij zich bij de Britse consul aan als spion. Zijn honorarium werd rechtstreeks overgemaakt aan zijn zoon Anton die met zijn ex-vrouw net op tijd had weten te ontkomen naar de Verenigde Staten. Het was Richard Strauss die zijn protegé aan het eind van de oorlog nog een baan wist te bezorgen als dirigent van het Philharmonische Orchester in het Poolse Krakau. Swarowsky gebruikte zijn functie om Poolse verzetsstrijders en joden uit het naburige concentratiekamp Płaszów te redden door hen in het orkest of koor op te nemen. In januari 1945 wist hij op het nippertje met de laatste trein naar Wenen te ontkomen aan het snel optrekkende Russische leger.
Een geduchte rivaal: Das Wunder Karajan
Na de oorlog terug in Wenen leek eindelijk alles op zijn plek te vallen. Swarowsky kende een vliegende start. Als chef van de Wiener Symphoniker verzorgde hij in een paar jaar tijd ruim 500 concerten, maar toch werd zijn loopbaan als dirigent tot ver in de jaren vijftig door tegenslag gekenmerkt. Een engagement hier, een schnabbel daar, plaatopnames met B-orkesten, het wilde niet vlotten.
Om te begrijpen hoe dat kon gebeuren, moeten we inzoomen op een andere Oostenrijkse dirigent, die levend als God in Frankrijk de oorlog was doorgekomen. Die in 1935 lid van de NDSAP was geworden en in de jaren die volgden tot zijn grote vreugde had mogen aanschouwen hoe de hele concurrentie uitgeschakeld werd: Bruno Walter, Otto Klemperer, Erich Kleiber en vele anderen zochten noodgedwongen hun toevlucht elders. Lastpost Fürtwängler mocht blijven, maar zijn rol was uitgespeeld. De Nazi’s beschouwden hem als politiek onbetrouwbaar.
Herbert Ritter von Karajan (1908-1989), das Wunder Karajan zoals Goebbels hem liefkozend noemde, legde in de Nazi jaren de basis voor wat na de oorlog een imperium zou worden. Von Karajan kreeg na de oorlog weliswaar een dirigeerverbod, maar had het geluk ontdekt te worden door Walter Legge, een platenproducer van het Britse EMI. Legge zag in de ambitieuze Von Karajan de ideale dirigent voor zijn nieuw op te richten Philharmonia Orchestra. Dirigeren mocht hij dan niet, maar wie verbood hem platen op te nemen? Het werden er in tien jaar tijd ruim 150. Toen Von Karajan in 1947 weer aan de slag mocht als dirigent was zijn voorsprong op de concurrentie enorm: de winkels lagen vol met zijn platen.
In de jaren die volgden trok Von Karajan alle macht in de Europese muziekwereld naar zich toe. De Berliner Philharmoniker, de Wiener Philharmoniker, de Salzburger Festspiele, Luzern, gastdirecties in de Scala, Bayreuth en alle belangrijke Europese steden: Von Karajan maakte de dienst uit en had overal zijn vazallen. En zoals dat gaat: the winner takes all! De mindere goden mochten de kruimels oprapen, ze kwamen er nauwelijks aan te pas. Voor Swarowsky kwam er maar geen eind aan de oorlog. Had zijn carrière al voor en tijdens de oorlog ernstig geleden onder het Nationaal Socialistisch regime, nu moest hij aanzien hoe een ex-nazi de muzikale agenda bepaalde en zijn loopbaan dwarsboomde. Groot moet zijn opluchting geweest zijn, toen hij in 1947 een professoraat aan de Weense universiteit aangeboden kreeg. Von Karajan had veel interesses, maar lesgeven hoorde daar gelukkig voor Swarowsky niet bij.
De compilatie
Deze compilatie uit Swarowksy’s muzikale nalatenschap omvat werken van Haydn, Beethoven, Schubert, Mendelssohn, Brahms, Wagner, Mahler, Strauss en Schönberg, gemaakt in de periode 1952-1963. Hoewel deze opnames wat betreft perfectie en zorgvuldigheid zeker niet met die van Von Karajan kunnen wedijveren, worden ze gekenmerkt door een soort frisheid en spontaniteit die bij Van Karajan vaak ontbreekt. Swarowsky maakte muziek, Von Karajan nam een plaat op. Swarowsky was niet bang om een risico te nemen, soms met baanbrekend resultaat, soms ook niet. Von Karajan speelde op safe met de verkoopcijfers in het achterhoofd.
Het betreft lang niet allemaal studio opnames, er zitten ook live- en radio opnames tussen. De orkesten zijn niet altijd om over naar huis te schrijven. Vaak moest Swarowsky zich behelpen met kaartenbak orkesten of in de haast bij elkaar gezochte schnabbelorkesten, maar in de keuze van de solisten had hij meestal wel de vrije hand. Daar blijkt zijn voorkeur voor jonge en nog niet zo heel bekende talenten met soms verrassende resultaten.
Enkele hoogtepunten
Alle 11 cd’s bespreken voert te ver, maar een paar hoogtepunten mag ik u niet onthouden. Luister naar de jonge Friedrich Gulda die zich als een ware jazzpianist (die hij natuurlijk ook was) vol bravoure door Mozarts pianoconcerten KV 467 (Nr. 21) en KV 595 (nr.27) heen improviseert en een voorschot neemt op de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk. Het zijn opnames uit het begin van de jaren 60. Het plan om met Gulda alle pianoconcerten van Mozart op te nemen, werd hierna meteen geschrapt. De wereld was er nog niet aan toe! Pas tien jaar later brak Nikolaus Harnoncourt cellist van de Wiener Symphoniker en leerling van Swarowsky door op het terrein van de “authentieke uitvoeringen” met zijn Concentus Musicus Wien. De Oude muziek was geboren en Swarowsky stond aan het wiegje.
Mendelssohns vioolconcert met solist Ivry Gitlis valt op door de strakke, meestal straffe tempi, vooral in het laatste deel. Maar Gitlis weet zich moeiteloos te handhaven. Hij vermijdt het op de loer liggende sentiment zonder dat het kil wordt. In plaats daarvan krijgen we afgewogen mix van opwinding, gevoel en virtuositeit, liefdevol begeleid door de Wiener Symphoniker. Dit is een opname die de tand des tijd glansrijk heeft doorstaan.
Ook Mendelssohns concert voor twee piano’s, niet zijn beste werk en vaak wat slapjes gespeeld, krijgt een stevige vertolking door solisten Orazio Frugoni, Eduard Mrazek. Hier zijn twee “echte” kerels aan het werk! Mrazek is ook de held van het klapstuk van deze compilatie: Brahms’ Tweede Pianoconcert, perfect opgenomen in 1956/57. Toch een beetje oude mannen muziek? Niet in deze uitvoering. Swarowsky en Mrazek zetten hier met het bij elkaar geraapte orkest van de Weense Staatsopera een versie neer om “u” tegen te zeggen. Dit is een uptempo, no nonsense versie die het meubilair bij vlagen doet schudden. Je hoort Brahms hier en daar te keer gaan als een druistige hengst.
Vanaf de eerste inzet van de hoorns zit het tempo er al meteen goed in. Soms is het wel even wennen om te horen hoe Mrazek passages waar veel van zijn vakbroeders een moment van (vaak vals) sentiment inlassen, gewoon in tempo doorspeelt. Zoals Brahms het ook bedoelde. Het tweede deel zindert van hartstocht. Hier valt op hoe Mrazek met zijn technisch surplus de notenrijkste passages makkelijk de baas is. Het derde deel, Brahms’ beroemde zogenaamde “celloconcert” krijgt een welhaast revolutionaire lezing. Hier geen sentimentele bekentenissen van een oude vent die vol spijt en weemoed terugkijkt op een niet zo geslaagd leven, maar een ingetogen liefdeslied dat bijna aandoet als een serenade. Ontroerend! Het laatste deel zal voor sommigen eveneens wennen zijn, want ook hier heeft Mrazek geen tijd voor beuzelarijen die de groove zouden kunnen bederven. Doorspelen is het devies. Wie dit concert vaak te dik en te zwaar vindt en niet van gezwijmel houdt, moet deze opname beslist eens proberen.
Mahlers derde symphonie dan, gewijd aan de natuur. Met zijn ruim anderhalf uur en zes delen is dit de langste symfonie uit het klassieke repertoire. Het betreft een live opname met het Radio Symphonie Orchester Berlin uit 1963. Helemaal vlekkeloos wordt er niet gemusiceerd, maar dat wordt ruimschoots goedgemaakt door de duidelijk structuur die Swarowsky in dit kolossale werk weet aan te brengen en door de uitgebalanceerde klankverhouding tussen de verschillende instrumentgroepen. Zo blijft alles transparant en overzichtelijk, ook in de luidste passages. Dat kan alleen een virtuoze dirigent die Mahler op zijn duimpje kent.
In het vierde deel levert de Tsjechische alt Sona Cervena met haar krachtige en gulle borststem het overtuigend bewijs dat het pianissimo in de partituur alleen geldt voor het orkest en niet voor de soliste, een schril contrast met de fluisteralten die we tegenwoordig te horen krijgen. Er valt nog veel meer moois te vinden in dit schatkistje. Onder andere een meesterlijke C groot symfonie van Schubert, grondig afgestoft en ontdaan van al te romantische ideeën, vooral in het eerste deel. Schuberts Achtste lijkt in Swarowsky’s lezing dan weer allerminst onvoltooid. Integendeel, de luisteraar krijgt eerder de indruk dat de componist met opzet voor deze tweedelige vorm heeft gekozen. En dat het werk gewoon af is.
Verder vinden we nog drie verrassend modern aandoende symfonieën van Haydn, een puntige Eroica van Beethoven, wat saaie ouvertures van Wagner, liederen van Swarowsky’s leermeester Schönberg en een bescheiden selectie uit het werk van zijn andere leermeester Richard Strauss. Als extraatje een bonus cd met polka’s en walsen van Johann en Josef Strauss. Ook dat is een bijzondere cd. Je kunt horen dat Swarowsky van kinds af aan vertrouwd was met deze muziek . Hij bewijst met zijn ritmische, puntige lezing de partituur alle eer en laat zich niet tot geschmier verleiden. Het swingt lekker. Kostelijk!
Deze compilatie levert een indrukwekkende en soms verrassende hernieuwde kennismaking op met talrijke meesterwerken van het ijzeren repertoire. Ondanks hun gevorderde leeftijd zijn deze opnames nog geenszins verouderd. Dat danken we aan een musicus die integer was tot op het bot, wars van conventies, hondstrouw aan zijn partituur en die geheel buiten eigen toedoen in vergetelheid is geraakt. Als dirigent moest Swarowsky duimen leggen voor zijn rivaal Von Karajan, als leraar van de fine fleur van de naoorlogse dirigenten gaf hij zijn landgenoot het nakijken: zijn invloed is tot op heden onmiskenbaar. Hoewel hij te discreet was om zich daar over uit te laten, moet hem dat ongetwijfeld een groot gevoel van genoegdoening hebben gegeven. Wraak is soms zoet!
- WAT: Hans Swarowsky – The conductor
- UITGAVE: Profil PH 18061 _ 11 CD’s
- UITGEBRACHT: 29 november 2019
- KOPEN: JPC
- FOTO’S: Herbert Von Karajan 1970 © Cine Text / Allstar; © Hans Swarovsky @Official Posts; fotocompilatie © Klassiek Centraal