De primadonna’s van de Weense Staatsopera

Voor vier opvoeringen heeft de Wiener Staatsoper de productie van Adriana Lecouvreur, de opera van Francesco Cilea (gecreëerd in het Teatro Lirico van Milaan in 1902) gebaseerd op de figuur van Adrienne Lecouvreur, de grote actrice van de ComédieFrançaise van de 18de eeuw, op de affiche gezet. Adriana Lecouvreur werd voor het eerst in Wenen opgevoerd in 1969 en wel in de Volksoper en werd pas in het repertoire van de Staatsoper opgenomen in 2014 in de productie van David McVicar (gecreëerd in de Royal Opera Covent Garden in Londen in 2010).

De belangstelling ging natuurlijk vooral uit naar het Weense debuut van Anna Netrebko in de titelrol, een partij die ze slechts een paar maanden geleden voor het eerst vertolkt had in het Mariinsky Theater van Sint-Petersburg. Indien Adrienne Lecouvreur een aanbeden  artieste was, dan is Anna Netrebko dat ook, vooral in Wenen en de opvoeringen waren dan ook volledig uitverkocht. Maar Anna Netrebko is ook en vooral een geëngageerde en eerlijke  artieste, die niet de diva speelt maar met haar personage meeleeft (zelfbewuste actrice, liefhebbende vrouw en gekwetste geliefde) et haar mooie, rijke, ruime en zo goed beheerste  stem ontplooit in dienst van de muziek en een expressieve en genuanceerde vertolking. Haar tekstprojectie is duidelijk en  zelfs in  de gedeclameerde verzen uit Phèdre van Racine  is ze overtuigend en groot. Wat een eenvoud en wat een mooie vocale lijn in “Io son l’umile ancella” en wat een pijn en wanhoop in Poveri fiori. Ontroerend en indrukwekkend. Piotr Beczala leende zijn zonnige tenor, zijn heerlijke beheerste zang en zijn edele stijl aan het personage van Maurizio, Conte di Sassonia die hij onstuimigheid en emotie gaf. Roberto Frontali zette een vaderlijke, beschermende  Michonnet neer met soepele bariton. De Principessa di Bouillon, de rivale van Adriana, had de mooie verschijning, het temperament en de slanke, heldere mezzo-sopraan van Elena Zhidkova. De personages van de Principe di Boullion en de Abbate werden op overtuigende manier vertolkt door Alexandru Moisiuc en Raul Gimenez. Goede prestaties  van de kleinere partijen, het ballet en de koren onder de aandachtige leiding van Evelino Pido die de opvoering elan gaf en kon rekenen op de klankkwaliteit van de Wiener Philharmoniker in de orkestbak. De productie van David McVicar situeert de handeling van de opera in haar historisch kader met epoque-kostuums (Brigitte Reiffenstuel) maar ook enigszins als “theater in het theater”. In de verschillende decors van Charles Edwards is altijd een theater verwerkt, te beginnen met het toneel van de Comédie-Française in het eerste bedrijf tot het toneel achteraan in de woning van Adriana in het laatste bedrijf. Bij haar dood komen haar acteur-collega’s op het voortoneel haar een stille hulde brengen. Een ontroerend moment. In zijn geheel is de productie traditioneel, coherent en levendig maar miste enigszins frisheid. Gelukkig waren er de individuele prestaties die fascineerden.

Een andere prima donna beheerste de volgende avond het toneel van de Staatsoper : de Bulgaarse sopraan Krassimira Stoyanova in een “Solistenkonzert”, een liederavond, begeleid door de pianist Jendrik Springer. Een goed gevulde zaal verwelkomde de artieste die haar internationale carrière in Wenen is begonnen en  nu in de grote operahuizen en festivals van Europa en Amerika optreedt, dit seizoen in de Staatsoper als Rusalka en Marschallin te horen is en reeds een aantal cd’s met opera-aria’s op haar naam heeft. Voor haar concert koos ze composities van Franz Schubert, Richard Strauss, Erich Wolfgang Korngold, Peter Tsjaikovski, Georgi Swiridow en Georgi Slatew-Tscherkin. Majestueus,  in een mooie glinsterende jurk, betreedt ze het toneel. De partituren liggen voor haar op een  muzieklessenaar maar ze  consulteert ze enigszins vanop afstand. Ze zendt haar mooie, homogene, ruime en goed beheerste stem de grote zaal in die ze zonder moeite  vult. De tekstinterpretatie moet onderdoen voor de vocale weelde. Haar dramatisch temperament ontplooit zich in “Gretchen am Spinnrade”, haar stem bloeit open in de composities van Korngold. Jendrik Springer is een toegewijd en geïnspireerd begeleider. In het tweede deel van het recital leiden haar stem en temperament ons in een eerder onbekend repertoire (Swiridow, Slatew-Tscherkin) en een minder vertrouwde taal. Het publiek blijft aandachtig en verlangt (en krijgt) een aantal bis-nummers.


  • WAT: Adriana Lecouvreur
  • WIE: Anna Netrebko Piotr Beczala – David McVicar – Evelino Pido – Krassimira Stoyanova
  • WAAR: Wiener Staatsoper
  • WANNEER: November 2017
  • Foto: © Wiener Staatsoper

Krijg elke donderdag een overzicht in je mailbox van alle artikelen die geplaatst zijn op Klassiek Centraal. Schrijf je snel in:

Welcome Back!

Login to your account below

Retrieve your password

Please enter your username or email address to reset your password.

Add New Playlist