In de Nederlandse Opera is in februari een zelden gespeeld werk te zien van een van de belangrijkste componisten uit de tweede helft van de negentiende eeuw, Nikolai Rimski-Korsakov. Hij behoorde tot het zogenaamde groepje van vijf met Balakirev, Cui, Moessorgski en Borodin. Opgeleid als marineofficier was hij aanvankelijk enkel componist als amateur, maar gelukkig evolueerde hij naar professioneel muzikant.
In de Nederlandse Opera is in februari een zelden gespeeld werk te zien van een van de belangrijkste componisten uit de tweede helft van de negentiende eeuw, Nikolai Rimski-Korsakov. Hij behoorde tot het zogenaamde groepje van vijf met Balakirev, Cui, Moessorgski en Borodin. Opgeleid als marineofficier was hij aanvankelijk enkel componist als amateur, maar gelukkig evolueerde hij naar professioneel muzikant. Hij was niet alleen zelf een briljant componist, maar zette zich ook in voor de uitvoering van de opera’s van Moessorgski en was een geniaal leraar van onder andere Prokofiev en Sjostakovitsj. Tussen 1873 (Het meisje van Pskov) en 1907 (De gouden Haan) componeerde hij een vijftiental opera’s.
De legende van de onzichtbare stad Kitesj en het meisje Fevronja dateert van 1904. Rimski-Korsakov verenigt zowel atheïstische als religieuze elementen in zijn werk en in de natuurreligie van de maagd Fevronja is zijn pantheïstische opvatting sterk herkenbaar. Het is een verhaal waarin de nationale geschiedenis van Rusland verweven is met een fantastisch onderwerp dat helemaal in de sprookjeswereld thuishoort. Die fascinerende maar complexe vermenging van natuurreligie, bovennatuurlijke krachten en historische gegevens, heeft de regisseur hier tot een schitterend fresco verenigd. Ik vermoed dat je zelf die Russische aard en achtergrond in je genen moet hebben om zo’n indrukwekkende en heldere lezing te brengen van dit werk.
Magie van klank en natuur
De plot heeft een dubbele verhaallijn. Er is de wonderlijke redding van de stad Kitesj uit de macht van de Tataren doordat de stad onzichtbaar wordt voor de vijand, een mirakel, waarvoor Fevronja en vorst Joeri Vsevolodovitsj gebeden hebben. En er is het jonge meisje Fevronja, die in eenheid leeft met de natuur, verliefd wordt op Prins Vsevolod, de zoon van de vorst van Kitesj. Als Fevronja op het einde alleen is achtergebleven en op sterven ligt, komen de vogels met wie ze leefde in het woud haar bijstaan en helpen. Ze begeleiden haar naar de onzichtbare stad Kitesj waar het huwelijk met haar geliefde prins wordt voltrokken.
Als het doek opent, slaat de ontroering toe door het prachtige natuurtafereel dat perfect past bij de muzikale inleiding van de opera. De natuur waarin Fevronja leeft met haar gepersonifieerde mythologische dieren, wordt met realistische middelen (zacht-waaiend goudgeel koren, waterpartij, door de storm afgeknakte bomen, een schamele hut als woonplaats) toch op een buitengewoon sfeervolle en onwezenlijke manier geëvoceerd. Meteen begrijpen we ook dat we in een verhaal terechtkomen, waarin wat we zien een diepere betekenis heeft. Het wijst op de meesterlijke hand van de regisseur om dit effect teweeg te brengen. Het herinnerde mij aan de fijne scènes die indertijd Carsen gemaakt heeft voor zijn Sluwe Vosje in de Vlaamse Opera. Ook de andere bedrijven krijgen keer op keer een uitbeelding die een heldere en uiterst evocatieve weergave biedt van wat er gebeurt. De stad Klein Kitesj is een koude hedendaagse suburb waar de mensen hun miserie verdrinken. De stad Groot Kitesj in het derde bedrijf met de indrukwekkende koorscène van de vrouwen die zich biddend afzonderen als de mannen ten strijde trekken en de stad bij het gelui van de klokken in nevel hult. Dronken mannen, angstige religieuze vrouwen, brutale vechters, voor elke categorie personages vindt Tcherniakow exact de juiste typering. De regie zit vol details die niet afleiden van de essentie, maar deze juist versterken en aangrijpender maken. Decor, belichting, kostuums alles haakt in elkaar. Het is eraan te zien dat Tcherniakov zijn regie in eigen decors plaatst, vandaar de nagenoeg perfecte samenhang, die totaal in harmonie is met de muziek.
Fabelachtige muziek
Svetlana Ignatovitch leeft zich helemaal in haar rol van Fevronja in en zingt met klare stem, nu eens liefdevol (bij de verzorging van de gekwetste Vsevolod) dan snedig (in haar verdediging tegen Grisjka). Ook de andere rollen zijn mooi en homogeen ingevuld, eigenlijk is er geen enkele zanger van de uitgebreide bezetting die niet voldoet. Het Koor kan hier met zijn grandioze scènes gerust als protagonist gezien worden en het zingt prachtig. Het derde bedrijf met zijn reminiscentie aan de oud-gelovigen aan het slot van Khovanschina is een subliem hoogtepunt van het vrouwenkoor.
De muziek van Rimski-Korsakov is ontzettend rijk. Ze is beschrijvend in de natuurscènes, overweldigend in de dramatische passages, lyrisch in de sprookjesachtige scènes, bevreemdend- plechtig en wagneriaans in de sacrale en onwezenlijke stukken, zoals bij het huwelijk van Fevronia en Vsevolod op het visionaire einde van de opera. Geregeld zitten er volksmuziekelementen in, verwijzingen naar andere Russische opera’s zoals de klokken en de zang van de gelovigen. Het orkest brengt dat ruime palet onder leiding van Marc Albrecht schitterend tot zijn recht. Aparte instrumenten en kleine instrumentengroepen klinken gewoon heerlijk: de kopers telkens er zich iets historisch aankondigt in het verhaal, de fluiten, de harp. De balans tussen zangers op de scène en orkest is ideaal. Marc Albrecht heeft een titanenwerk verricht als dirigent, net wat de productie op het podium verdiende.
Het komt niet zo vaak voor dat een operavoorstelling zo’n ideale combinatie van zangers, orkest en scène vertoont. Het was gewoon een Sternstunde om nog lang van na te genieten.