Muziekliefhebbers van “ernstige muziek” blijven zonder twijfel hangen als ze op Klara de woorden sarabande horen of prelude of gigue of allemande. Bekende muzikale termen die meteen de associatie Bach of andere grootmeesters van de klassieke muziek oproepen. Maar blijven ze ook luisteren bij het horen van het woord quadrille of wals? Dat doet Cor Vanistendael wel, denk ik, want hij maakte een doctoraat over ontstaan en verspreiding van nieuwe dansrepertoires uit de laat 18e en begin 19e eeuw in onze streken en elders. Zijn proefschrift heet dan ook “De stijlvolle verovering van de wereld”. En waarmee kan je stijlvoller de wereld veroveren dan met dans? De Universiteit Gent liet zich alvast verleiden en gaf hem er zijn doctorstitel in de kunstwetenschappen voor.
Hij geeft toe dat zijn boek het resultaat is van wat zijn kinderen “de rare hobby van de gekke papa” noemen. Maar zo gek is hij nu ook weer niet. Ik zou hem alvast zo’n naam niet geven. Eerder erudiet en vooral weetgierig. Ongebreideld gaat hij op zoek naar bronnen en verhalen die hem kunnen vertellen waar en hoe die nieuwe dansvormen zijn ontstaan. In de ondertitel klinkt dat heel zwaar en academisch: “genese, incubatie en disseminatie”. Maar dat weet hij ook, want al in de inleiding komt hij met een uitgebreide uitleg over elk van die woorden. Hij doet dat overigens voor elk woord in de titel. Het is een lijvig boek geworden. Alleen al de vermelding van de bronnen en geraadpleegde archieven telt vele bladzijden. Maar de verhalen die hij er uit puurt zijn soms fascinerend.
De soldateske danscultuur in de legerkampementen
Eén van de opvallendste stellingen die Vanistendael verdedigt in zijn tekst is het belang van ‘the military’ in dit verhaal over ontstaan en verspreiding van twee dansen die toen de wereld veroverden, de wals en de quadrille. Dat mag raar klinken maar voor wie ooit Jane Austens “Pride and Prejudice” las (of de filmversies zag) moet dit aannemelijk klinken. Hoe de burgerlijke en militaire maatschappijen zich vermengden valt er duidelijk te lezen en te zien. Strijkt er in de streek een militair regiment neer, dan proberen moeders uit de burgerij -al of niet met succes – hun huwbare dochters te slijten aan een betere partij, iemand uit het officierskorps bijvoorbeeld. En waar kan dat best? Door jonge officieren uit te nodigen op de vele plaatselijke bals publics. Doorheen heel de chronologie van het werk (1756-1818) houdt Vanistendael dit thema aan en benadrukt het belang van wat hij “the military” blijft noemen. En hij illustreert dat overvloedig met materiaal en pittige anekdotes die hij bij zijn vele zoektochten in binnen- en buitenlandse archieven vond. Deze bals waren de gemeenschappelijke sociale agenda van het officierenkorps, afgestemd op dat van de burgerlijke elites. Trouwens, in het repertoire van de militaire orkesten vond hij niet alleen marsmuziek maar ook partituren met dansmuziek. Militaire muzikanten speelden dus even zo goed elders en overal waar ze gevraagd werden. Vermenging tussen beide sociale groepen, maar ook tussen verschillende nationale groepen. Hij vermeldt een Londens toporkest dat volledig uit Duitse muzikanten bestond. In dat alles ziet hij een voedingsbodem voor de ontwikkeling van die beide kosmopolitische dansstijlen.
Van legertenten naar nieuwe danszalen
Een heel hoofdstuk ook over hoe een infrastructuur voor sociale dans ontstond. Dan gaat het over bv. de Vauxhall in het Brusselse Warandepark (sinds 1783!) en die in Spa, de Concert Noble in Brussel, de verdwenen danszalen in St Niklaas en Aalst waarvan hij de archieven nog kon raadplegen. En in het buitenland de Londense Pleasure Gardens, de Parijse Vauxhalls en de Weense Redoutezaal. Een interessant brokje architectuurgeschiedenis krijg je er tussendoor. Niet alleen geïllustreerd, maar met ook tal van gegevens over hun administratie en boekhouding, inclusief prijzen van tickets voor de bals. Je komt er zelfs van alles te weten over de dansherbergen en parochiekermissen. Onuitputtelijk lijken de bronnen die Vanistendael aanboorde en weergeeft, als het maar met dans te maken heeft.
Kennisoverdracht van dansstijlen verloopt meestal niet via gedrukte notities zoals bij muziek, maar dansers leren van dansers. “Niemand leert volgens het boekje dansen” schrijft de auteur. Dat blijkt een essentieel aspect bij de verspreiding van nieuwe dansvormen. Toch beschrijft hij uitvoerig de toenmalige dansnotatiesystemen, Britse en Franse. Ook hier weer krijg je onvoorstelbare anekdotes voorgeschoteld uit het reilen en zeilen in die business van toen, over verloning, tarieven, verkoopstrategieën, bedrog en plagiaat. En nog een aparte case-study over een fameuze dansmeester aan het hof van Karel van Lotharingen.
Maar nu die wals en quadrille. De eerste gedrukte partituur met melodieën met de naam waltz en in driekwartsmaat, verscheen in Londen, in 1767. Pas in 1807 was dat ook in Wenen het geval. Maar de choreografie van zo’n wals, waar kwam die vandaan? Niet na te trekken, schrijft hij. Weinig feiten, veel speculatie. Verwant met de Oostenrijkse Ländler of de Duitse Allemande? Goethe leerde walsen in Straatsburg, schrijft hij, en vond dat moeilijk …. Voor de quadrille gaat Vanistendael te rade bij auteurs die de Parijse dansomanie beschreven die losbarstte bij het einde van Robespierres terreurregime in 1795. Openbare bals overal en voor ieders beurs én danszalen. En die dansgekte vestigde zich naderhand ook in de Franse legercultuur en verspreidde zich met de zegetochten van de Napoleons Grande Armée over de rest van het continent. Met de 700.000 soldaten die hij voor zijn nooit uitgevoerde aanval op Engeland verzameld had in meerdere kampementen – van in Camp de Boulogne-sur-mer tot in Texel – trok hij later door Europa. En in elk van die kampen was er plaats voor danszalen, volgens sommige bronnen die Vanistendael aanhaalt zelfs per peloton. En voor de rekruten die uit alle lagen van de bevolking kwamen bood dit meteen een mogelijkheid tot opwaartse sociale mobiliteit. Hij illustreert dat met uitgebreid te citeren uit de mémoires van een jonge Belgische officier in het Franse leger, graaf de Mérode-Westerloo over die militaire danscultuur in de Grande Armée. Over de bals binnen de kazernes, buiten de kazernes en op weg naar het slagveld en zelfs voor de gevangenen. Raar maar waar. Allemaal “…onmisbare schakels in de transnationale culturele mobiliteit…” van die nieuwe dansstijlen schrijft Vanistendael.
De case-studies van Antwerpen, Aalst en Brussel
Zo kan hij ook de verspreiding van de dansrage in de Zuidelijke Nederlanden en het Pays de Liège volgen in de slipstream van de Franse veroveringstochten en bezetting. En hij kon dat doen dankzij twee uitzonderlijk gedetailleerde archieven die hij vond in het OCMW-Antwerpen en dat van de stad Aalst. Hij kon er de evolutie van het ontspanningsleven, de danszalen en balcultuur reconstrueren. Dit gedeelte leest als een ode aan archiefonderzoek. Schatten zijn er te vinden voor wie zoekt. En wat hij vindt, plaats hij in de historische context van de Franse bezetting: “nieuwe meesters, nieuwe wetten”. Ronduit schitterend is zijn verhaal over de infrastructuur, aangroei en geografie van de danszalen in Antwerpen en wat er rond die quadrillebals gebeurde, inclusief buitenwippers. En wat hij vond in het archief van de Aalsterse vereniging Le Concert is even vermakelijk als leerrijk.
In dit alles ziet hij een hefboom voor de verspreiding van de bestudeerde nieuwe dansvormen. Bovendien kregen die cultureel prestige dankzij Napoleons vernieuwde staatsrituelen waarbij “ere-quadrilles” niet zelden een glansrol opeisten, én bijgewoond door internationale gasten. Om dat allemaal te illustreren dook Vanistendael ook in de partituurverzamelingen van de prestigieuze Parijse “Bibliothèque Nationale de France”. Ook dit hoofdstuk, over het prestige van Napoleons propagandabals, bevat zoveel originele en soms amusante wetenswaardigheden dat je er -net zoals vele van de andere hoofdstukken – eigenlijk een apart boekwerk mee kan uitgeven.
De vooravond en de nadagen van de Slag van Waterloo
De laatste hoofdstukken vertellen hoe dat ei dat was gelegd (de nieuwe dansvormen) werd uitgebroed (de incubatie) en hoe de verspreiding (de disseminatie) ervan verliep. Je komt er verschrikkelijke veel te weten over de nadagen van de Franse revolutie in Parijs en elders. Ook bij ons, waar die revolutionairen neerstreken: hij noemt ze overigens ergens de uitvinders van het bal populaire! En na het verdwijnen van de Franse Tijd in onze contreien sluit hij zijn boek af met het verhaal over hoe de internationale troepenmacht die Napoleon versloeg in Waterloo de nieuwe dansrepertoires oppikten en meenamen naar huis. De Angelsaksische wereld kreeg voor het eerst te maken met de dansrage die in continentaal Europa al alomtegenwoordig was. De verovering van Europa door de quadrille en de wals was een feit.
Over Waterloo gesproken, het allerlaatste hoofdstuk leest als een trein. Het gaat over de bals en feestelijkheden binnen de Brusselse internationale coalitie die er ingekwartierd was om de Franse keizer in Waterloo definitief te verslaan. En vooral over dat mythische bal aan de vooravond van de Slag van Waterloo, waarop Wellington aanwezig zou zijn geweest toen hij vernam dat er al schermutselingen waren met de Franse troepen op een boogscheut van Brussel, in Quatre-Bras. Kwam Wellington bijna te laat in Waterloo omdat hij aan het feesten was?
Het is een ongemeen boeiende beschrijving geworden van hoe snel de nieuwe danscultuur van de wals en de quadrille, eerst het vasteland en nadien ook het Verenigd Koninkrijk overspoeld hebben. En hij geeft ook de verklaring waarom dat kon gebeuren. Het hele doctoraat is een uiterst zorgvuldig opgebouwd verhaal met niet enkel uitstekende argumenten maar vooral ook overtuigende documenten. Een meer dan gedetailleerd én genuanceerd werkstuk, dat meer verdiend dan een academische e-publicatie. Van bijna elk hoofdstuk kan, in mijn verbeelding, een publieksboek gedrukt.
WAT: De stijlvolle verovering van de wereld. De genese, incubatie en disseminatie van nieuwe dansrepertoires (1756-1818). Voorbeelden uit de Zuidelijke Nederlanden en Prinsbisdom/Land van Luik in Europese context.
Faculteit Letteren en Wijsbegeerte. Universiteit Gent, 2020. 342 p. e-publicatie: https://biblio.ugent.be/publication/8662679/file/8662680
WIE: Cornelis Vanistendael, dr. in de Kunstwetenschappen
Afb.1 Concert in het Zomerlokaal van de Société Royale d’Anvers naar aanleiding van de koninklijke erkenning van de vereniging in 1828. Vervaardigers: Jean Nicolas Ponsart (graveur) & Jean Baptiste Madou (graveur) Museum Plantin-Moretus (collectie Prentenkabinet), Antwerpen – UNESCO Werelderfgoed
Afb.2 Stadsarchief Antwerpen, Archief van het OCMW Antwerpen – 2294#2498 tot en met 2521 – Affiche voor een bal in De Wildeman voor de Petite Kermesse van 1811 – (c) FelixArchief, stadsarchief Antwerpen
