De Nationale Opera in Amsterdam presenteerde een nieuwe productie van het grandioze historische fresco van Modest Moesorgski, Chovansjtsjina. Regisseur Christof Loy slaagt erin om tegen de achtergrond van de Russische geschiedenis een aangrijpend menselijk drama te tonen.
De titel van de opera verwijst naar “de zaak Chovanski” oftewel de opstand van vorst Ivan Chovanski. Met zijn leger van de streletsen (musketiers) voert hij strijd tegen het bewind van de jonge tsaar Peter en de voorlopige regentes Sofia. De samenzwering die hij met zijn zoon Andrej en met vorst Golitsyn plant, lekt uit. Ivan wordt door een sluipmoordenaar gedood en Golitsyn verbannen. Tsaar Peter neemt het bewind op en beveelt in zijn vernieuwingsdrang de oud-gelovigen om te brengen, maar die hebben zelf al vrijwillig hun brandstapel opgericht. Door deze rode draad loopt de liefde van Andrej Chovanski voor het Duits-Lutherse meisje Emma, nadat hij Marfa – die zich bij de oud-gelovigen heeft aangesloten – afgewezen heeft.
Zeggingskracht van de leegte
Het decor waarin Christof Loy het stuk laat spelen, vormt een grote ongelijkbenige driehoek op de scène. Die is bij de ouverture opgevuld met een prachtige reproductie van een schilderij van Vasili Soerikov, “De executie van de streletsen”: een kleurrijk en bont werk dat met live figuranten en koorleden als het ware als een echt tableau vivant de hele scène vult en een indrukwekkend aanvangsbeeld vormt. Dit wordt op het einde van de opera trouwens ook het slotbeeld, bij de herhaling van het thema van de dageraad in de muziek (orkestratie Sjostakovitsj): de gebeurtenissen die we in de opera meegemaakt hebben, hebben niets aan het politieke en religieuze bestel van het Russische volk veranderd.
Voor de vijf bedrijven is het decor extreem sober. De driehoek wordt gevormd door witte wanden, rekwisieten zijn tot het uiterste beperkt en kaal. De folkloristische epoquekostuums worden door hedendaagse kledij vervangen. Zelfs in het paleis van Golitsyn staat niets anders dan een grenen houten tafel en stoel. Eén heel opvallend element beheerst evenwel continu de scène: een dood (gesneuveld?) wit paard, dat vanop de rug gezien wordt. Een zielige en trieste aanblik. Het typeert de stijl van Christof Loy: met één eenvoudig element in het beeld drukt hij een hele emotionele inhoud uit. De opstandige sfeer in het land leidt naar dood en verderf. In dit grootse (en soms verwarrende) verhaal van Chovansjtsjina is het de sterkte van zijn regie. In het tweede bedrijf bijvoorbeeld is een simpele waterkruik voldoende om de waarzeggerskracht van Marfa te suggereren. Op het einde schept het aansteken van de kaarsen – dit keer tegen een achtergrond van een besneeuwd bos – een sfeer van sereniteit en puur geloof. In het vierde bedrijf verschijnen de (zeer jonge) Perzische slavinnen vanachter een glitter-gordijn op stiletto’s om vorst Ivan Chovanski met een zinnelijke dans te onderhouden. Even mag het trieste paard van de scène verdwijnen. Chovanski’s dood is een regelrecht verrassingseffect: een klein meisje steekt hem neer met een mes, terwijl de honende superintrigant Sjaklovity – knap vertolkt door Gábor Bretz – het lied van de zwaan verder zingt. Ook de passages die met de relatie tussen Emma, Andrej en Marfa te maken hebben, zijn telkens op een heel efficiënte personenregie opgebouwd, die de toeschouwer meeneemt in hun emotionele conflicten.
Grandioos koor
De vertolkers zijn helemaal in symbiose met de stijl van de regie. Stuk voor stuk ademen ze eenvoud en natuurlijkheid uit, waardoor hun impact des te sterker is. Dat geldt zowel voor de “heersers-typen” als Ivan en Andrej Chovanski en Golitsyn, als voor de eerder gevoelige karakters: Dosifej, Emma en Marfa. Dmitry Ivashchenko was een autoritaire Ivan Chovanski, die zong met heldere en indrukwekkende bas-baritonstem. Hij verpersoonlijkt perfect de machtszucht en tegelijk de onrust van de vorst. Hoewel we Maxim Aksenov vroeger een mooie prins Vsevolod hoorden zingen in Rimsky-Korsakovs De legende van de onzichtbare stad Kitesj (De Nederlandse Opera, februari 2012), vonden we hem hier als Andrej Chovanski een van de minder overtuigende personages, met een eerder kale tenorstem. Golitsyn kreeg de krachtige en stralende stem van Kurt Streit. De Bulgaarse bas Orlin Anastassov was vocaal een mooie Dosifej, al misten we toch iets van diepzinnige inleving in dit spirituele personage. Anita Rachvelishvili belichaamde daartegen alle nuances van de rijke figuur van Marfa: mysterieus, barmhartig, maar ook passioneel. Svetlana Aksenova speelde een mooie en lyrische Emma. Ook de kleinere partijen waren perfect gecast.
Ingo Metzmacher dirigeerde een geëngageerd orkest dat de donkere en sombere sfeer beklemtoonde. Er waren indrukwekkende effecten op de dramatische momenten (gongs, trompetten), maar ook de verstilde lyrische melodieën werden mooi gespeeld. Grandioos was het Koor van De Nationale Opera, een echt personage en van essentieel belang in deze historische opera. Eens te meer een schitterende voorstelling van De Nationale Opera in Amsterdam.