Striemende regen en harde wind buiten, zonnige, pastorale taferelen binnen dank zij de “Chants d’Auvergne” van Canteloube (1879-1957), vertolkt door Anne-Sofie von Otter en de Brussels Philharmonic onder leiding van Hervé Niquet.
Striemende regen en harde wind buiten, zonnige, pastorale taferelen binnen dank zij de “Chants d’Auvergne” van Canteloube (1879-1957), vertolkt door Anne-Sofie von Otter en de Brussels Philharmonic onder leiding van Hervé Niquet.
Uit deze vijfdelige liedcyclus, gebaseerd op traditionele Franse volksliederen vertolkte Anne Sofie von Otter er zes, variërend tussen grappig en melancholisch en voegde er als extraatje nog een ritmisch zevende aan toe dat ze zelf inleidde. Want als je niet vertrouwd bent met de streektaal van de Auvergne kan je de tekst moeilijk meevolgen. De atmosfeer van de liederen wordt echter schitterend opgeroepen door Canteloubes fijne en kleurrijke orkestratie. Anne Sofie von Otter omschrijft die als “technicolor” en de Brussels Philharmonic slaagde er wonderwel in ons mee te voeren naar de lieflijke landelijke omgeving met zijn frisse bronnen, grazende schapen, rustgevende schaduw en speelse koekoek. Anne Sofie von Otter wist de verschillende tafereeltjes voortreffelijk tot leven te brengen door haar acteertalent en expressieve zangvoordracht. Haar warme mezzo-sopraan heeft nog steeds een mooie kleur maar was soms niet krachtig genoeg om boven het orkest uit te komen. Hervé Niquet leidde met vaardige hand.
Grote krachtontplooiing
Na de pauze ruilde Niquet ruilde zijn wijnrood jasje voor een zwart exemplaar om Tsjaikovski’s zesde symfonie de “Pathétique” te vertolken. Het werd een aparte belevenis beginnend met een heel mooi “Adagio – Allegro non troppo” waarin de juiste toon werd gezet en het orkest zijn kwaliteiten kon laten horen. De strijkersklank is homogeen en warm en vloeit heerlijk, het koper presteert voortreffelijk en de houtblazers kleuren mooi. Ook het ‘Allegro con grazia” is boeiend, dansend en laat de oren spitsen voor het werk van de celli. Maar dan komt het. Het “Allegro molto vivace” wordt er aan een duivels tempo en met grote krachtontplooiing doorgejaagd. Het orkest volgt Niquet zonder naar adem te happen of uit te glijden. Bravo voor hun energieke prestatie, niet voor Niquets aanpak! Het slot “Adagio lamentoso” begint ook eerder verontrustend maar krijgt uiteindelijk het gewenste evenwicht om inderdaad “lamentoso” te eindigen. Niquet heeft de hele symfonie in ongeveer 35 minuten afgewerkt.