Banket van de Broederschap van Onze-Lieve-Vrouw in ‘s-Hertogenbosch, ergens in het midden van de zestiende eeuw. De combinatie van “sacrale” en “wereldlijke” stukken komt misschien als een verrassing. Maar de grens tussen wat wij in de eenentwintigste eeuw als twee verschillende muzikale sferen beschouwen, was in de zestiende eeuw eigenlijk heel ondoordringbaar. Een van de vaste banketten van de Broederschap, elk jaar gehouden op de eerste maandag na de Dag van de Heilige Onschuld (28 december), was het Feest van de Zwaan. De zwaan was het heraldische dier van de broederschap, een symbool van gratie en zuiverheid, attributen van de Heilige Maagd. In de middeleeuwse verbeelding had de zwaan muzikale associaties. In het anonieme bestiarium Physiologus staat dat de Latijnse naam voor de zwaan (cygnus) is afgeleid van het werkwoord “zingen” (canere) omdat hij zo’n mooi lied voortbrengt met zijn lange en flexibele nek. Het was dan ook niet meer dan logisch dat het zwanenfestival een rijke muzikale component had. Sommige zangers bespeelden ook instrumenten tijdens de feesten
