De drie hier verzamelde werken dateren uit de laatste jaren van Sergej Prokofjev. Ondanks zijn verslechterende gezondheid en het beklemmende politieke klimaat kon de componist rekenen op de steun van grote muzikanten, in het bijzonder de cellist Mstislav Rostropovitsj. De relatie droeg bij aan de compositie van werken voor cello. Het eerste was het Symfonieconcert, een verbeterde herziening van een veel eerder celloconcert. Zoals in alle grootschalige composities van Prokofiev vinden we opvallende gebaren van contrast en confrontatie, verontrustende stemmingscontrasten, krachtige retoriek gevolgd door plotselinge passages van delicate reflectie. De Sonate voor cello solo is een onvoltooid werk: een breed en welsprekend Andante is hier te horen in zijn voltooiing door Vladimir Blok. De plechtige en poëtische Sonate voor cello en piano tot slot lijkt een oase van sereniteit te midden van de Sovjetdictatuur. In een heldere vorm, vrij van alles wat de autoriteiten zou kunnen hebben geschokt, is de sonate, die zeer veeleisend is in termen van speeltechniek, een van Prokofjevs beste werken dankzij de rijkdom aan melodieën van begin tot eind. Deze drie werken, gespeeld door Christian Poltéra, getuigen van Prokofjevs creatieve vitaliteit aan het einde van zijn leven, uitgedrukt in een eenvoudige, heldere muzikale taal, gecombineerd met een nieuw gevoel van vitaliteit ondanks alle tegenslagen.
