Maria Herz, geboren in 1878 in Keulen. In de jaren 1920 werd ze erkend als een dynamisch element van de hedendaagse muziekscène. De “belangrijkste theoreticus” van de Nieuwe Muziek, Theodor W. Adorno, was geïnteresseerd in haar werk en haar stijl, die geworteld was in de late romantiek en gericht was op het modernisme via het expressionisme, de Nieuwe Zakelijkheid en de neobarok, terwijl ze haar speelse charme behield. Ze stond dicht bij een echte Who’s Who van hedendaagse muzikanten, waaronder het Boedapest Strijkkwartet, Gregor Piatigorsky, Emanuel Feuermann, Hermann Abendroth, Otto Klemperer en Hans Rosbaud. Slechts vijf liederen (1910) en een transcriptie van Bach’s Chaconne voor strijkkwartet (1927) werden gepubliceerd tijdens haar leven, maar al haar 30 orkestwerken, soloconcerten, kamermuziekstukken en kunstliederen zijn bewaard gebleven in manuscript.