De Chinese pianist Zhen Chen en het Kurpfälzisches Kammerorchester Mannheim hebben zich gewaagd aan een nieuwe interpretatie van Mozarts Pianoconcerten nr. 15 in Bes-groot K. 450 en nr. 21 in C-groot K. 467, die onder leiding van Thomas Rösner werden opgenomen in de balzaal van het barokpaleis in Mannheim. Deze twee pianoconcerten zijn dus nauw verbonden met de muzikaal-historische betekenis van de stad, waaraan zelfs Mozart niet kon ontsnappen.
“Mozarts pianowerken staan erom bekend dat ze meedogenloos zijn en in perfecte harmonie worden gespeeld. Mijn ideaal is om de stukken uit het hoofd te beheersen, maar niet te veel gewend te raken aan een bepaalde speelstijl. De hoge kunst ligt in het balanceren van deze componenten om een perfect centrum te creëren,” zegt Zhen Chen, terwijl hij zijn eigen kwaliteitsnormen beschrijft als het gaat om de onvergelijkbare kunst van het “spelen van Mozart”. De twee pianoconcerten nr. 15 en nr. 21 werden geschreven in 1784 en 1785, gingen in première door Wolfgang Amadeus Mozart zelf en weerspiegelen de kwintessens van zijn werk. Als je ze beluistert, voel je meteen Mozarts intentie om spelers en publiek voortdurend uit te dagen met zijn kenmerkende temperament en verfijnde vindingrijkheid. Om dit aspect in de nieuwe opname nog meer te benadrukken, hebben Zhen Chen en dirigent Thomas Rösner voor deze opname nadrukkelijk levendige tempi afgesproken. Er is een sterke wil tot muzikale vooruitgang in beide concerti. Bovenal is het solo-instrument niet langer de onbetwiste meester van het muzikale gebeuren. Ook voor Zhen Chen voelt de interactie met het orkest vaak zo gelijkwaardig dat hij zich bijna “een kamermuziekpartner” voelt.
De instrumentale kleuren in de twee concerten verdienen ook aandacht. Het genre heeft eindelijk het symfonische formaat bereikt. Vooral de blaasinstrumenten verschijnen herhaaldelijk als zelfstandige melodie-instrumenten. De twee programmaonderdelen combineren het waarschijnlijk moeilijkste pianowerk van Mozart met zijn populairste soloconcert op één opname. Het eerste van de twee laat de solist “zweten”, en niet alleen vanwege de onconventionele vingerzetting en de vele snelle semiquaverloopjes. Dit is precies wat Mozart hier wilde, zoals een citaat uit de bron laat zien. Maar er zijn ook prachtige momenten van ingenieuze eenvoud, bijvoorbeeld in het Andante van het tweede deel. In Concerto No. 21 verschuiven de verhoudingen tussen solo-instrument en orkest nog verder, en wordt Mozarts pure uitvoeringsvreugde tot het uiterste doorgevoerd. Ook hier is het het tweede andante deel dat Zhen Chen doet denken “aan een virtuoze sopraan die een soulvolle aria zingt”.