Beethovens strijkkwartetten werden geschreven in een tijd waarin kamermuziek aan het verschuiven was van de salons van de aristocratie naar de concertzaal en kamermuziekensembles langzaam maar zeker transformeerden van een mix van uitstekende amateurs en professionals naar een discipline voor professioneel getrainde musici. In die zin vertegenwoordigen de “Rasumowsky” kwartetten een keerpunt in de strijkkwartettraditie. Graaf Rasumowsky, een van Beethovens belangrijkste mecenassen in het eerste decennium van de 19e eeuw en Russisch ambassadeur in Wenen, was ook een uitstekende amateur violist die tweede viool speelde in het strijkkwartet dat hij financierde onder leiding van de beroemde Ignaz Schuppanzigh. De drie aan hem opgedragen kwartetten, Opus 59, brachten hem ertoe zijn plaats in het kwartet op te geven. In 1808 gaf hij de leden van dit kwartet een vaste aanstelling, die zelfs een pensioen voor het leven inhield. De drie Opus 59 kwartetten stuitten aanvankelijk op weerstand bij het Weense publiek. Na de twee opusnummers 18 en 59, die beide bestaan uit een groep kwartetten, is opus 74 een enkel werk dat algemeen wordt beschouwd als een van de meest toegankelijke.