Astrig Siranossian en Nathanaël Gouin halen drie zeldzame werken uit de obscuriteit die door de tijd (tijdelijk) onzichtbaar zijn gemaakt. De eerste van deze sonates voor cello en piano, opgenomen in de muziekbibliotheek van La Grange-Fleuret, werd gecomponeerd door Jean Cras in 1901 als jonge marineofficier op tweeëntwintigjarige leeftijd. Het toont zijn vroege beheersing van vorm en textuur. De sonate van Pierre-Octave Ferroud uit 1932, vier jaar voordat deze veelbelovende componist op 36-jarige leeftijd omkwam bij een auto-ongeluk, roept een heel andere stemming op. Marcelle Soulage is zeker de minst bekende van de drie. Ze was een leerlinge van Nadia Boulanger, lerares, radiomaker en journaliste en was een van de oprichters van de Groupe Instrumental Féminin in de jaren 1950. Haar Sonate in fis klein, die ze in 1919 op vijfentwintigjarige leeftijd componeerde, getuigt van een al overduidelijke gave voor inventiviteit.