Voor Sjostakovitsj’ tijdgenoten, opgevoed in de geest van het Socialistisch Realisme, was het duidelijk dat de Achtste Symfonie een programma moest hebben en, nog specifieker, een actuele verwijzing naar de actualiteit. En er kon nauwelijks iets relevanters zijn dan het beslissende keerpunt in de slag om Stalingrad. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de symfonie, gecomponeerd in minder dan negen weken tussen 2 juli en 9 september 1943, ook werd aangeduid als “Stalingrad”. Onder druk van de omstandigheden had Sjostakovitsj een esthetiek ontwikkeld van de dubbele bodem, de geheime verborgen betekenis en de afgrijselijke ironie, waarvoor in de cultuurgeschiedenis weinig equivalenten te vinden zijn. Dit werk drukt ook de dwang uit waaronder een dergelijke “systeemconforme” muzikale taal werd gecreëerd.
