***** Requiem is de vierde naamval (accusatief) van requies en betekent rust. U kent het alvast van Requiem aeternam dona eis … (geef hen eeuwige rust) uit de gregoriaanse dodenmis. De dodenmis krijgt zowat in elke taal haar eigen naam – van Messe des Morts, via Messa di defonti tot Messa di morti of Trauermesse (treurmis) tot Misa de difuntos of Misa de Requiem.
***** Requiem is de vierde naamval (accusatief) van requies en betekent rust. U kent het alvast van Requiem aeternam dona eis … (geef hen eeuwige rust) uit de gregoriaanse dodenmis. De dodenmis krijgt zowat in elke taal haar eigen naam – van Messe des Morts, via Messa di defonti tot Messa di morti of Trauermesse (treurmis) tot Misa de difuntos of Misa de Requiem.
Over dit aparte genre in de muziek zou ik een boek kunnen schrijven… ware het niet dat er al tientallen studies bestaan en dat het internet bulkt van min of meer betrouwbare en/of interessante informatie. Aan de slag dus.
Hoogtepunten
De hoogtepunten uit mijn redelijk goed gevulde cd-collectie van requiems zijn: dat van Mozart (niet het beste werk van de meester maar zeer bekend vanwege onafgewerkt), dat van Verdi (dat door sommigen als een “opera voor de doden” beschouwd wordt), de zeer hoopvolle van Fauré, Poulenc en Duruflé, het indrukwekkende van Berlioz… het War Requiem van Britten, Ein Deutsches Requiem van Brahms, het wonderbaarlijke van Rutter, en die van Campra, Cimarosa, Cherubini, Charpentier, Bruckner… en nog wel minstens een tiental.
Minder bekend
Minder bekend is het werk van Cererols en Bontempi en zoals u kan vaststellen, zijn requiems populairder geworden naarmate de geschiedenis vorderde, met name de romantiek en de 20e eeuw.
Mario Capuana ( … – 1646/1647) schreef een Messa di defonti a quattro voci (uitgegeven in 1650) en Bonaventura Rubino (1600-1668) een Messa di morti a 5 concertata (1653). Deze behoren, samen met de Missa pro defunctis van Joan Cererols (1618-1680) tot de eerste requiems in de geschiedenis… die nota bene door musicologen vrij laat ontdekt werden.
Prebarok
Gemakshalve laat ik de barok beginnen met de dood van Claudio Monteverdi (1567-1643) – met discussie hierover heb ik geen enkel probleem. De dodenmissen van Capuana en Rubino dateren dus uit het ‘sleutelmoment’ tussen twee periodes in de muziekgeschiedenis, een grens die – zoals de meeste grenzen in de kunstgeschiedenis – inderdaad niet zo scherp te trekken valt.
Traditiegetrouw gaan we in alle rust (requies) zitten om te luisteren naar wat beide rasechte Italianen in hun mars hadden om overledenen te herdenken.
Capuana begint met een zeer rustig Introitus met harmonieën die de latere barok aankondigen. Het Kyrie en het Graduale tappen uit hetzelfde vaatje en het is pas in het Dies Irae dat er meer leven (lees: ritme) in de brouwerij komt. De zeer elegante stijl en zuivere schriftuur onderstrepen het ‘eeuwige’ waaraan a fortiori gedacht wordt als alles wat na de dood komt. Het grote onbekende. Voor sommigen onder ons het totale niets, maar hier verlangt men vooral naar de hemel.
In het Offertorium komen de vier stemmen volop tot hun recht. Zeer mooi en zeer gevarieerd – van het hoge register van de sopranen tot de diepe bassen. In het korte Sanctus volgt de muziek de tekst, eveneens een voorbode van wat componisten als J.S. Bach en G.F. Handel zouden doen. In het Angus Dei en de Communio (Lux Aeterna) heerst berusting in het lot van ons allemaal, stervelingen.
Concertato is een term uit de vroege barok en wijst op het samenspel van verschillende (vocale of instrumentale) groepen die afwisselend een melodie uitvoeren (met in die tijd weinig of geen variaties) maar steeds begeleid door een basso continuo. Voorbeelden hiervan vindt men bij Gabrieli, Monteverdi, Pachelbel, Schütz e.a.
De Messa di morti a 5 concertata van Bonaventura Rubino is een serene brok muziek ter herdenking van de overledene. Je hoort inderdaad afwisselend sublieme sopranen of beklijvende bassen (telkens ondersteund door de basso continuo op orgel). Het geheel is ietwat “eentonig” en we zijn nog ver van wat Mozart als emotie en Verdi als spektakel zal brengen. Ook hier komt in het Dies Irae meer beweging tot stand. Het Sanctus, met ritmische accenten, looft nadrukkelijk de Allerhoogste en het Agnus Dei klinkt zacht en zalvend. Ook de Communio is een vredige verkenning van de toenmalige grenzen van de muziek. Het Responsorium (niet in elk requiem te horen) “Libera me Domine” spreekt voor zichzelf. Verlos ons heer. Ook Rubino laat ons proeven van wat de latere rijkdom in de muziek zal brengen.
Conclusie
Een absolute must voor liefhebbers van prebarok en van requiemfanaten door een van de beste ensembles uit het Franstalige gedeelte van ons land. Het Choeur de Chambre de Namur, onder leiding van Leonardo García Alarcón, is niet aan zijn proefstuk toe (een schitterend Requiem van Mozart ligt nog vers in het geheugen) en bevestigt hiermee zijn grote kunde.