***** Tenzij u een paar maanden op een godverlaten eiland in de Stille Zuidzee vertoefd hebt, kan het niet anders of het is u opgevallen dat dit seizoen (2011-2012) bijzonder vruchtbaar is in Goldbergvariationen.
***** Tenzij u een paar maanden op een godverlaten eiland in de Stille Zuidzee vertoefd hebt, kan het niet anders of het is u opgevallen dat dit seizoen (2011-2012) bijzonder vruchtbaar is in Goldbergvariationen.
Daar is niets mis mee want, om het met de woorden van Joseph Gabriel Rheinberger (1839-1901) te zeggen: “Die Goldbergvariationen zählen zu dem Bedeutendsten was J.S. Bach für Klavier geschrieben hat”. Het verhaal rond het ontstaan ervan wordt slechts in één monografie over Bach, namelijk die van Johann Nikolaus Forkel, in 1802 opgedist. Het is niet zeker dat Johann Gottlieb Goldberg er veel van ‘bakte’. Hij was toen nauwelijks 14 jaar oud was. In theorie kan het natuurlijk wel: wonderknapen zijn van alle tijden… en dat Graaf Hermann Karl von Keyserlingk erdoor in slaap gesoesd werd, is ook best mogelijk.
Deze Clavier-Übung bestehend in einer Aria mit verschiedenen Variationen was bedoeld voor een klavecimbel met twee manualen, een instrument dat voornamelijk door de komst van de pianoforte snel in de vergeethoek geraakte en toen Rheinberger (zie supra) het werk (her)ontdekte, werd het praktisch niet meer uitgevoerd. Hoog tijd, vond laatstgenoemde, om er een versie voor twee piano’s van te maken. En zo geschiedde. Pakweg een kwarteeuw later, in 1909, waagde de Duitse componist Max Reger (1873-1916) zich aan een uitvoering van de transcriptie van Rheinberger maar Reger kon het – als doorgewinterde componist – niet laten zelf ‘veranderingen’ aan die bewerking aan te brengen. In het tijdschrift Musik und Fortschritt schrijft Reger zeer betekenisvol: “Ware vooruitgang kan slechts voorkomen […] op grond van een doorgedreven kennis van de werken van ‘gisteren’, zoals elke schepping van ‘vandaag’ stoelt op het ambacht van mensen uit het verleden.” (vrije vertaling, nvdr.).
Hiermee zitten we meteen in de kern van ons betoog: kunst is alleen kunst in de mate dat ze (enige vorm van) vernieuwing brengt. Dat is een boude uitspraak die nochtans op zeer veel vlakken van toepassing is. Slechts één voorbeeld: iemand die vandaag à la Rubens schildert, is allicht een bekwame vakman, maar zijn werk is geen kunst maar kunde.
Om terug te komen op het onderwerp van de dag – de Goldbergvariationen – is het wel mogelijk bij elke uitvoering te ‘stoelen’ op dit meesterwerk en kunst te ‘maken’ in de mate dat men iets nieuws brengt. Dat is eigen aan muziek. Die ‘bestaat’ alleen bij uitvoering ervan. Er staat bijna een dozijn versies van de Goldberg op ons cd-rek en is het met groot genoegen dat we er nog eentje bij plaatsen. De referenties op piano solo zijn natuurlijk Glenn Gould, maar vooral de volledige versie van Rosalyn Tureck (d.w.z. met alle hernemingen). Op klavecimbel is er de recente uitvoering door Blandine Rannou, maar blijft Bob van Asperen uit een ver verleden (1991) nazinderen en klinkt Keith Jarrett (1989) nog steeds verrassend fris in de oren.
De transcripties
Maar dan komt de kat op de koord: de transcripties. Die van Rheinberger/Reger, voor twee piano’s, bracht het Duo Tal & Groethuyzen recent ten gehore in deSingel en een drietal jaar geleden ook op cd. Organist Jean-Guillou ‘sleutelde’ zelf een versie ineen voor groot orgel en liet een memorabele uitvoering op het Kleuker-orgel van de Notre-Dames des Neiges in Alpe d’Huez opnemen. Knap is dit. Violist Dmitry Sitkovetsky ‘timmerde’ aan een versie voor strijktrio (viool, altviool, cello) en kreeg Gérard Caussé (altviool) en Misha Maisky (cello) enthousiast genoeg om die ook op cd te plaatsen. Ook dit is puik werk. Richard Boothby en zijn ensemble Fretwork kwam onlangs op de proppen met een zeer boeiend arrangement voor zes gamba’s (“A consort of six viols”). Je kan het zo gek niet bedenken of… iconoclast Uri Caine deed het je voor. Zijn Aria and 70 variations for various ensembles zijn inderdaad zeer originele (!) ‘dingen‘ (soms een beetje op het randje, maar moet kunnen) gebaseerd op de ons vertrouwde BWV 988.
Uit de buik
Nu dacht u dat we het ongeveer gehad hadden. Nee dus. Het ensemble Calefax, een rietblazerskwintet dat een kwarteeuw geleden werd opgericht, vond de tijd rijp voor – jawel – hun versie van de Goldbergvariationen. Een geniaal idee. Want, zoals gezegd: er kan er nog altijd eentje bij en deze muziek in een versie voor rietblazers is van het mooiste in de reeks ‘variaties’ op ‘variaties’ (zie supra).
Het Calefax Reed Quintet wordt al eens beschreven als, ik citeer: “A classical ensemble with a pop mentality”. Dat doet de ergste dingen vrezen. Maar het is in feite onjuist. Het zijn topmuzikanten die goed weten waarmee ze bezig zijn en hoe! Met andere woorden: zich niet tevreden stellen met het steriel afraffelen van een en ander, zoals dat in de pop maar al te vaak gebeurt. “No pop mentality at all”, zou ik zeggen.
De gevoelswaarde of gevoelstemperatuur – om termen uit de meteorologie te gebruiken – van de Goldbergvariaties ligt veel hoger dan het ontstaansverhaal doet vermoeden. We doen niets af van de intrinsieke mogelijkheden om een en ander tot zijn recht te laten komen op klavecimbel, piano of strijkinstrument maar de muziek ‘uit de buik’ zoals die door een rietblazer gebracht wordt, heeft een onvergelijkbare meerwaarde an sich. Ten eerste wordt de klank geproduceerd door lucht, die sowieso uit het binnenste van de muzikant komt, en door een (enkel of dubbel) riet dat door de luchtstroom in beweging gebracht en door mond en lippen onder controle gehouden wordt. Lijkt moeilijk op het eerste gezicht… Is het ook.
Goldberg, dat zijn dertig variaties ‘omkaderd’ door de aria in het begin en dezelfde aria (da capo) op het einde. Tweeëndertig delen dus op een baslijn van tweeëndertig noten. Halfweg zit een Franse ouverture, met andere woorden een soort nieuw begin. Die dertig variaties zijn bovendien verdeeld in tien groepen van drie met als eerste een karakterstukje, een dans (var. 7), een fughetta (var. 10), een aria (var. 13) of die Franse ouverture (var. 16).
Hoe de a priori zeer gebalde partituur ‘uiteengerafeld’ werd en verdeeld over vijf instrumenten is moeilijk onder woorden te brengen. In het bijbehorende boekje probeert saxofonist Raaf Hekkema, arrangeur van deze versie voor rietkwintet, ons daarin te helpen. Het meest voor de hand liggende hulpmiddel is de (bij de cd meegeleverde) dvd. De partituur vindt u als pdf-bestand door te klikken op “Goldberg Score”. Op dezelfde dvd vertelt Raaf Hekkema over de muzikale achtergrond van het werk, waarbij Calefax een paar voorbeelden speelt. Boeiend tot en met.
De muzikale indruk die men krijgt is overweldigend. De instrumenten (klarinet, hobo, saxofoon, basklarinet en fagot) treden om beurten op de voorgrond zodat men bij de eerste luisterbeurt (zonder partituur) soms niet weet wie nu de melodie (eerste stem) of de begeleiding (baslijn) speelt… en precies dát maakt het zo boeiend. Let wel dit is geen lichte kost en hoewel u ongestraft kan wegdoezelen (daarvoor was het toch bedoeld – lol), raad ik u aan zeer aandachtig bij de les te blijven en de diepgang van dit werk integraal te laten inwerken op hart en nieren en hersenen en opperhuid en wat nog meer. Eén minpuntje: in een paar, vooral drukke passages lijkt het wel of de ‘stemmen’ (van de verschillende instrumenten) over elkaar heen tuimelen. Iedereen doet zijn best om de anderen te overtuigen dat hij er ook is… en de saxofoon, ook al is hij een rietblazer, wordt een beetje de bekende olifant in een porseleinwinkel. Nota bene: de versie voor strijktrio (zie supra) is hierin veel transparanter. Met partituur erbij lukt het nog wel, zonder is men even de weg kwijt. Maar laat dat de pret niet drukken.