Soms is er zo een toevallig feit en iets misschien zo vanzelfsprekend dat het uiteindelijk niemand opvalt. Zo zou het wel eens best kunnen zijn, dat Mozart te leen ging bij Buxtehude voor het componeren van het Andante van niets minder dan het klarinetconcerto. Is het ook zo?
Laten we Rudi Van Poele verder aan het woord die een klein onderzoek ondernam en een en ander vaststelde. Interessante bevindingen zijn het zeker. Het is nu aan specialisten om nog wat verder onderzoek te plegen. Het leentje buur spelen was niet ongewoon en was in de meeste gevallen een teken van respect voor het bestaande werk. Mozart deed het nog en gebruikte zelfs kinderliedjes die hij uitwerkte tot pakkende composities. Als de heer Van Poele gelijk krijgt, en we wensen het hem toe, dan is dit geen kleine ontdekking, maar een vaststelling die alle nota’s over Mozarts klarinetconcerto zal aanvullen.
Ingezonden tekst door Rudi Van Poele
Er ligt heel wat tijd tussen Dietrich Buxtehude (1637 – 9 mei 1707) en Wolfgang Amadeus Mozart (1756 – 1791). Dit belette echter zeker niet dat Mozart kennis had van zijn werk en er inspiratie uit putte voor zijn beroemde Klarinetconcerto in A – K622 Adagio. Hoe kwam nu het werk van Buxtehude bij Mozart terecht?
Dietrich Buxtehude, een Deen die het grootste gedeelte van zijn leven in Lübeck woonde, was in zijn tijd als organist van de Marienkirche meer dan beroemd. Hij blonk onder andere uit in meesterlijke improvisaties, die hem bekend maakten in heel Noord-Duitsland. De belangrijkste stad in die regio was Hamburg, waar zijn tijdgenoot en vriend Johann Adam Reinken organist was en met wie hij sinds 1674 goed bevriend was. Beide componisten gelden als de belangrijkste vertegenwoordigers van de Noord-Duitse orgelschool. Hun briljante orgelstijl zou een belangrijke invloed hebben op Bach en stond model voor zijn Toccata en Fuga in D-moll (BWV 565).
Tegen het einde van de 18de eeuw maakte de toen nog zeer jonge Johann Sebastian Bach (1685 – 1750) opgang in het stadje Ohrdruf. Hij was op negenjarige leeftijd wees geworden en trok in bij zijn oudere broer Johann Christoph Bach III, die kerkorganist was. Deze onderkende al snel het talent van zijn broer en gaf hem les in orgel en klavier. Door zijn uitzonderlijk talent kreeg Johann Sebastian een beurs in Lüneburg en had er vermoedelijk Georg Böhm als leermeester.
Bach zelf heeft steeds ontkend van iemand les te hebben gekregen en beschouwde zichzelf een autodidact. Het staat alleszins vast dat Bach reeds op zeer jonge leeftijd kopieën maakte van de werken van Reinken en vanaf hem vanaf het jaar 1700 regelmatig ging opzoeken. In volle winter van 1705-1706 maakte hij een voettocht van 400 km om Buxtehude te gaan opzoeken en diens werk te gaan kopiëren.
Hij was zo onder de indruk van Buxtehude dat hij veel langer bleef dan hij gepland had. Van het eigenhandig geschreven werk van Buxtehude en Reincken is niet veel overgebleven. Het zou aan de door Bach gemaakte kopieën te danken zijn dat nog veel van hun muziek kon bewaard blijven. Van het omvangrijke klavecimbeloeuvre zijn helaas slechts een beperkt aantal partituren bewaard gebleven. Deze behoren wel tot het beste wat er voor dit instrument geschreven is. De faam van Buxtehude was zodanig dat ook Georg Friedrich Händel (1685 – 1759), die even oud was als Bach en toen nog in Duitsland woonde, de moeite deed om vanuit Hamburg tot bij Buxtehude te reizen om zijn techniek te gaan bestuderen.
Buxtehude, die reeds zijn einde voelde naderen, bood aan beide musici aan hem als organist op te volgen, wat zeer aanlokkelijk was. De kerk bezat namelijk twee formidabele orgels, een met drie klavieren uit 1518 en vooral het Totentanzorgel uit 1477, met 38 registers. Ze werden vernield tijdens een bombardement in WO II. De organist was de spilfiguur van het religieuze Lübeck en organiseerde goedbetaalde concerten voor de vele rijke handelaars. De enige voorwaarde die Buxtehude stelde voor zijn opvolging was een huwelijk met één van zijn vijf dochters. Deze zijn nooit getrouwd geraakt. Anders was Bach zeker in Lübeck gebleven.
Bach was dus zeer onder de indruk van de twee grootmeesters en hij liet zich bij het kopiëren bijstaan door zijn oudste broer en zijn zonen, waarvan de bekendste Carl Philip Emanuel Bach was. Op die manier geraakte de familie Bach aan zeer veel muziekpartituren die vervolgens in eigen beheer werden vermeerderd en verkocht.
Het werk van al de voornoemde Noord-Duitse componisten kwam tenslotte terecht bij Leopold Mozart, die ze in het lessenpakket van zijn wonderkind Wolfgang Amadeus en dochter Nannerl stak. Toen Wolfgang zeven jaar oud was, achtte zijn vader de tijd rijp om het talent van zijn kinderen te benutten om een reis te maken door het Oostenrijkse keizerrijk. Ze wordt beschreven in een brief aan Lorenz Hagenauer, zijn vriend in Salzburg. Hij trok zelfs helemaal naar Londen, waar Wolfgang kennis maakte met de door hem zeer bewonderde Johann Christian Bach, een jongere zoon van Johann Sebastian.
Mozart was bekend met het werk van de Noord-Duitse componisten, en zeker ook met dat van Buxtehude. Een van diens klavecimbelwerken, de helaas redelijk onbekende, maar prachtige Suite in C major, BuxWV227, Sarabande, vormt de basis voor het thema van één van de allerberoemdste werken van Mozart, het Klarinetconcerto in A, K622 – Adagio. De opeenvolging van gelijkende noten is gewoon veel te groot om van toeval te spreken.
Het vergelijkingsmateriaal werd vriendelijk ter beschikking gesteld door dr. Gregory Hamilton, professor aan het Concordia College, Moorhead MN (USA). Het is door zijn publicatie dat dit artikel tot stand kon komen.
Luister naar beide werken:
Buxtehude: (vanaf 40” kan je horen waar Mozart zijn inspiratie haalde)
Mozart:
- BIBLIOGRAFIE
- John Elliot Gardiner – Bach: music in the Castle of Heaven, Penguin books London (2013)
- Dietrich Buxtehude – the editors of Encyclopedia Brittanica
- P. Keefe – The Cambridge Companion to Mozart, Cambridge University Press, (2003)
- B. Sharpe, Jan Adam Reincken, 1623-1722, The musical Times Vol. 114 (1973)
- AFBEELDING: Johannes Voorhout – Muzikaal gezelschap (Museum voor de geschiedenis van Hamburg. Dietrich Buxtehude aan de gamba, Johann Adam Reincken aan de klavecimbel