De wereldpremière van Reinhard Keisers (1674-1739) (zijn) Brockes-Passion was op 27 maart 1712, ten huize van de tekstdichter Brockes in Hamburg. In ons land was het wachten op de première tot 25 maart 2012, bijna op de dag 300 jaar na die wereldpremière uitgevoerd in besloten kring. Besloten was de kring niet die mocht luisteren in Amuz.
De wereldpremière van Reinhard Keisers (1674-1739) Brockes-Passion was op 27 maart 1712, ten huize van de tekstdichter Brockes in Hamburg. In ons land was het wachten op de première tot 25 maart 2012, bijna op de dag 300 jaar na die wereldpremière uitgevoerd in besloten kring. Besloten was de kring niet die mocht luisteren in Amuz. Een goed gevulde voormalige Sint-Augustinuskerk zat muisstil iets meer dan twee uur met smaak een werk te proeven dat elkeen die er bij was zonder twijfel nog terug wil horen.
Expressief en dramatisch
We halen de woorden aan van Peter Van Heyghen. Hij schrijft: “Barthold Heinrich Brockes’ eerste grote dichtwerk, een bijzonder expressief en dramatisch libretto over het lijdensverhaal van Jezus, dat hem tevens een prominente plaats opleverde in de geschiedenis. De zogenaamde Brockes-Passion, geschreven en gepubliceerd in Hamburg in 1712, genoot de hele 18de eeuw lang een niet-aflatende populariteit; er bestaan toonzettingen van niet minder dan elf Duitse componisten, onder wie ook Händel en Telemann. Dankzij de vermenging van poëtische parafrasen op het Bijbelverhaal, gecompileerd uit de vier evangeliën, met nieuw geschreven contemplatieve teksten die de persoonlijke betrokkenheid van de gelovige weergeven, kan de Brockes-Passion worden beschouwd als het archetype van het Duitse passie-oratorium. In die hoedanigheid stond het model of vormde het tenminste een belangrijke inspiratiebron voor latere en veel beroemdere meesterwerken, zoals de grote passies van Bach en de Engelse oratoria van Händel.”
We leren uit de toelichting van Peter Van Heyghen dat Reinhard Keisers versie de allereerste is op de tekst van Brockes, maar dat ze ook degene is waarin de grote retorische kracht en rijke afwisselingen in affecten van de poëtische tekst het meest zorgvuldig gevolg wordt gegeven. Er zijn 22 dramatis personae in het oorspronkelijke libretto en die vinden we allemaal terug in deze zetting.
Het werk zoals Van Heyghen het kon uitvoeren is helaas niet helemaal zoals het oorspronkelijke. Het beschikbare bronnenmateriaal is ontoereikend om accuraat te reconstrueren. De Duitse uitgeverij Musica Poetica (Cosimo Stawiarski) publiceerde in 2010 een moderne editie, gebaseerd op een handschrift bewaard in de Universiteitsbibliotheek van Kopenhagen. Het is deze versie, die naar alle waarschijnlijkheid sterk aanleunt bij een uitvoering in Kopenhagen in 1712 of 1722, die Les Muffatti en Vox Luminis met de nodige trots voorstelden op deze première.
Bescheiden en uitbundig
Peter Van Heyghen deed niet alleen diepgravend onderzoek naar deze passie, hij leidde het geheel muzikaal in goede banen. Zijn muzikaal ensemble Les Muffatti kon een beroep doen op de zangers van Vox Luminis en enkele extra solisten: Peter Kooij (bas), Jan Van Elsacker (tenor) en Zsuzsi Tόth (sopraan). Klara nam het concert op voor uitzending in uitgesteld relais.
De Hongaarse sopraan baant zich een weg naar het solistenleven. Daar is technisch nog werk aan, wat je vooral hoort in de recitatieven en enkele aria’s die een grote stembeheersing vragen in rijke vocalen. Je verstaat haar Duits ook niet goed genoeg. Ze is op haar best, heel mooi verhalend en tekstbelevend, in de tragere, geladen delen waar droefenis het verhaal bepaalt. Haar stem is niet zo ver dragend maar dat stoort niet in dit gekrulde barokrepertoire. Jan Van Elsacker zong hier zeer fraai, zeer bewust van het passieverhaal. Hij legde een muzikale bescheidenheid aan de dag, een ‘kleinheid’ van de gewone mens tegenover de lijdende Jezus. Een vertolking uit duizenden. Peter Kooij moest er even ‘in’ komen maar toen hij zich in de teksten gooide, hoorden we de grote Peter Kooij zoals we hem al jaren kennen als bas, geknipt en geplakt om de waardevolste barokmuziek te zingen over de hele wereld. Jezus’ afzien, beschimpen, kreunen en uiteindelijk sterven weet Peter Kooij altijd waardevol te plaatsen.
De sterkte van Vox Luminis is dat alle koorzangers ook solistisch zingen zonder afbreuk te doen aan het een of het ander. In koor zingen ze zeer geladen en evenwichtig (soms hoor je wel een stem er bovenuit komen maar dat wordt in de toekomst zeker weggewerkt) maar wel te uitbundig. Jonge mensen van vandaag worden minder geconfronteerd met de dood en de pijn die ze meebrengt voor de nabestaanden. Allicht daardoor zingen de jonge zangers van het ensemble recht uit de buik gericht op de muziek maar iets te weinig op de tekst. Als aan dit punt en het vorige nog geschaafd wordt – en dat zal – dan is Vox Luminis een ensemble dat nog vele jaren een dankbaar publiek mag verwachten. Het publiek in Amuz was al zeer dankbaar en niet alleen voor de zingende stemmen maar ook voor het barokorkest, waar niemand minder dan Kris Verhelst de klaveciniste van dienst is en dat François Fernandez als concertmeester heeft. Niet in het minst was het terecht langdurige applaus voor Peter Van Heyghen zelf, de man die zich bescheiden naast het podium opstelt om het handgeklap aan de mensen die hij kneedde te gunnen. De musici die dankzij hun dirigent deze passie zo helder, zo vertellend, zo volgbaar, zo begrijpelijk, zo doorzichtig, zo eerlijk en trouw maakten dat je er wel stil moest van worden. Ook al snijdt deze passie niet zoals die van Bach door merg en been, toch heeft ze een indringende kracht die devotie en religiositeit verhelderend overbrengt. Je voelde bij het naar buiten gaan dat het voltallige publiek op een of ander wijze gefascineerd, aangesproken, verblijd (ondanks het lijden), bekoord en gepakt was. Heel, heel mooi. O zo mooie muziek. Jazeker, zo sluit je een weekeinde met een gevoel van algemeen geluk af. Dank aan iedereen die dit mogelijk maakte: Brockes, Keiser en de musici.