Het Grand Palais in Parijs organiseert een tentoonstelling van de kubistische schilderijen van Georges Braque. Daaruit blijkt zijn nauwe verbintenis met muziek en met belangrijke componisten van zijn tijd, met wie hij bevriend was. Niet te missen.
Georges Braque’s schilderijen verwijzen vaak naar muziek. Niet zo verwonderlijk als men bedenkt dat de schilder bijna even veel van muziek hield als van zijn penselen. Braque (1882-1963) was een muziekliefhebber, die viool had leren spelen bij Gaston Dufy, de broer van de schilder Raoul Dufy. Bracque speelde ook fluit en “piano à bretelle” (accordeon). Hij bezocht het milieu van muzikanten, in de eerste plaats Erik Satie die weliswaar 16 jaar ouder was, maar eveneens Normandiër. De componist van de “Gymnopedies” en de “Gnossienes” kwam wekelijks lunchen bij zijn vriend de schilder en werd de fervente kunstliefhebber.
Aan het eind van zijn leven had Satie trouwens makkelijker en meer contact met schilders, zoals o.m. met Picasso, dan met componisten. Die schilders hadden trouwens veel invloed op de veelal plastische titels van zijn composities, “Carnet d’esquisses et de croquis”, “Prélude flasques”, “Embryons desséchés”. De vriendschap tussen Satie en Braque is vooral duidelijk in “Gitaar en glas “, “Nature morte avec la partition du Socrate d’Erik Satie”, het schilderij van Braque waarop men de partituur van Satie’s drame symphonique, “Socrate” kan zien. In 1920 werd de partituur van Satie’s lyrische komedie “Le Piège de Méduse” op vraag van de galeriehouder en uitgever Daniel-Henry Kahnweiler, door Braque geïllustreerd met drie houtsneden in kleur. Vier jaar later vroeg Serge Diaghilev, de vader van de Ballets Russes , Satie om een ballet. Braque zou de decors en de kostuums ontwerpen. Maar het project dat “Quadrille” zou heten, ging niet door.
Braque maakte met andere muzikanten, Georges Auric en Darius Milhaud in het bijzonder, zijn debuut op de planken. Jaren later schilderde Braque rond het thema muziek “Le Duo”, waarop twee figuren, ondergedompeld in de schaduw, rond een buffetpiano staan. Het schilderij is een discreet en poëtisch eerbetoon aan zijn legendarische vriend Satie.
Bij de wekelijkse lunch toonde Braque Satie schilderijen die hem inspireerden bij het componeren van muziek bij de vertaling van Victor Cousin (1792-1867) van de dialogen van Plato, “Socrate”, een opdracht van de Princesse de Polignac, zijnde de Amerikaanse Winnaretta Singer (1865-1943). “Renard” van Igor Stravinski, “El Retablo de Maese Pedro” van Manuel de Falla, het “Concerto pour deux pianos” en het “Concerto pour orgue, cordes et timbales” van Francis Poulenc werden in opdracht van Princesse de Polignac gecomponeerd. Ravel droeg daarenboven zijn “Pavane pour une infante défunte” aan haar op.
Cousin zou de Malraux van de 19de eeuw kunnen geweest zijn. Hij introduceerde in Frankrijk de (Duitse) dialectiek. In de tweede regering van Adolphe Thiers werd hij nl. benoemd tot minister van Openbaar Onderwijs. Cousin stelde de schrijver Charles Augustin Sainte-Beuve aan als een van de beheerders van de Bibliothèque Mazarine en lanceerde een volledig nieuw programma voor het onderwijs van de filosofie. Nauwelijks enkele maanden later, in oktober 1840, viel helaas de regering en dit was meteen het einde van het ministerschap van Cousin.
Onze eigenste Jan Cox (1919-1980) schilderde overigens twee doeken bij “La Mort de Socrate”, gëinspireerd door de derde beweging van de compositie van Satie en door de Franse vertaling van Cousin. Hij pleegde kort daarop zelfmoord. Na de dood van Satie in 1925, kocht Georges Braque de piano van Satie en zijn portret geschilderd door Marcellin Desboutin (1823-1902). U kent ongetwijfeld het schilderij van Degas “L’Asinthe” in het Musée d’Orsay in Parijs. Daarop ziet U zittend naast Ellen Andrée, actrice en mime bij de “Folies Bergères”, een halve zatlap. Wel, dat is de schilder Desboutin.
“Musique d’ameublement”
Satie streefde naar een toneelmuziek die niets anders wou zijn dan decor, klinkende sfeer. In 1918 deed hij voor het eerst een poging om dit idee in zijn symfonisch drama “Socrate” te realiseren. Hij zelf sprak in 1920 van een “Musique d’ameublement”. Doordat de muziek niets dan klankachtergrond is, die men dus oppervlakkig waarneemt, worden verdubbelingen tussen actie en muziek vermeden. De actie komt daardoor op de voorgrond en de muziek, onafhankelijk, evoceert de sfeer van een scène.
In 1916 werd Satie door de kubistische, later surrealistische kunstschilderes Valentine Gross-Hugo (1887-1968) in contact gebracht met de schrijver Jean Cocteau. Valentine, dochter van een pianist, was gehuwd met de “Arrière-petit-fils” van Victor Hugo en ontwierp in 1921, samen met haar echtgenoot, de kostuums voor het ballet collectif “Les Mariés de la tour Eiffel”. Georges Auric, Arthur Honegger, Darius Milhaud, Francis Poulenc en Germaine Tailleferre, vijf leden van de “Groupe des Six”, componeerden samen de muziek.
De eerste uitvoering van Satie’s ballet “Parade” (eigenlijk voor orkest en typemachine) dat jaar, veroorzaakte een schandaal. Daarmee was in één klap zijn reputatie als componist gevestigd. Satie schreef het ballet samen met Cocteau en Picasso voor de Russische impresario Diaghilev, leider van de Ballets Russes. Alhoewel zij verschillen van inzicht hadden tijdens de creatie van hun gezamenlijke ballet “Parade”, zette Cocteau zich in toenemende mate in voor de muziek van Satie en droeg hij met zijn geschriften ertoe bij dat Satie bij het publiek steeds bekender werd. In 1918 noemde hij de muziek van Satie in zijn «Le coq et l’arlequin» de eigenlijk moderne en zelfstandig Franse muziek. Zo werd het werk van Satie na de Eerste Wereldoorlog tot een voorbeeld voor de legendarische, nieuwe oriëntatie van de Franse muziek. « Vacuité d’un dimanche, bestialité humaine, expressions toutes faites, dissociation des idées de la chair et des os, férocité de l’enfance, la poésie miraculeuse de la vie quotidienne » (Cocteau), « toujours de la merde… (Poulenc).
Deze tentoonstelling bezoeken is belangrijker dan eten en drinken.