In een andere bijdrage (rubriek mededelingen) kunt u lezen dat het Brussels Philharmonic een fonds in het leven riep om instrumenten aan te kopen. Dit feit werd gevierd met een concert in Flagey, volgend op de persvoorstelling van het fonds.
In een andere bijdrage (rubriek mededelingen) kunt u lezen dat het Brussels Philharmonic een fonds in het leven riep om instrumenten aan te kopen. Dit feit werd gevierd met een concert in Flagey, volgend op de persvoorstelling van het fonds.
In de jaren ’20 na WO I was er in Parijs en heel Europa trouwens, heel wat te doen om zich van het leed af te keren van die eerste enorm vernielende en massaal dodende algemene oorlog. Meteen wilde men zich ook afkeren van de zware romantiek en de avant-garde en andere uitspattingen die in voornamelijk de kunst welig begonnen te tieren. Onder hen vond je ‘Les Six’ eerst geleid door Eric Satie, later door de sluwe Jean Cocteau (jawel, de filmregisseur al was hij veel meer dan dat). Twee van Les Six waren Francis Poulenc (1899-1963) en Arthur Honegger (1892-1955). Wie er niet bij hoorde maar er bij kan aansluiten is Maurice Ravel (1875-1937). Het was een goede keuze deze drie samen op een concertprogramma te plaatsen met werken die elkaar opvolgen en waar je een evolutie in ziet die, mogelijk zonder dat de componisten het beseften, duidelijk maakt dat ze de kinderschoenen waren uitgegroeid en toch ook teruggrepen naar de ernst.
Les Biches van Poulenc is een gekend werk dat verwijst naar de losbandigheid in Parijs toen het werk werd gecreëerd, we schrijven 1923. Het is mogelijk Poulencs beste compositie, een sterk orkestraal geheel waar de vijf delen knap op elkaar aansluiten.
Dirigent Giancarlo Guerrero (een bij ons nog onbekende Nicaraguaan waarvan we hopen hem nog meer aan het werk te mogen zien en vooral horen!) walste met het orkest doorheen dit werk waardoorheen je de onzedelijke lichtekooien ziet zwaaien met de benen. Je moest je ‘les Ballets Russes‘ van Sergei Diaghilev er bij fantaseren want dans – buiten de heftige bewegingen van de dirigent – was er niet. Wel kreeg iedereen de smaak te pakken met de interpretatie van Guerroro die een rijke orkestkleur toverde wat een krachtig applaus opleverde.
Minder gediend werd Maurice Ravel zijn Concerto voor piano in G. Invaller pianosolist Eric Le Sage heeft het werk op zijn repertorium staan, kent het van achter naar voor maar hij kon de ziel van dit werk helemaal niet vertolken. Het werd nogal slordig gespeeld en bekoring was afwezig. Het orkest moest matigen, het enthousiasme was ver te zoeken en zo ook bij het publiek dat van verveling, zeker in het Adagio, begon te kuchen. Jammer want een gemiste kans.
Veel beter verging het de 3de symfonie, de ‘liturgische’ van Honegger. Het enige dat de orkestklank en uitvoering nog beter kon maken, zouden de nog niet aangekochte nieuwe waardevolle strijkinstrumenten zijn. Sterke solo’s van viool en cello, bijna pakkende trage delen. Geen instrument ging verloren in de soms breed uitgesmeerde tutti’s waar de kopers misschien toch naar Wagner verwezen ook al is het onder meer dat wat Les Six net niet wilden doen. Zo zie je maar. Het Brussels Philharmonic bewees met deze uitvoering op gelijke voet te staan met de grote orkesten in Europa. Duimen op nog meer gezonde na-ijver van de collega symfonische orkesten in ons land (ook bij hen wordt de kwaliteit gestaag opgedreven) en ons kleine land bewijst alweer dat het groot kan zijn. Goed zo!