In 1802 vertrouwde Ludwig van Beethoven een vriend, de violist en mandolinespeler Wenzel Krumpholz, toe dat hij ontevreden was met zijn werk en dat hij een nieuwe weg wilde inslaan.
De gevolgen van deze uitspraak zijn verstrekkend gebleken. In feite zei hij vaarwel aan het achttiende-eeuwse fundament van de muziek en maakte hij een eind aan de Klassieke stijl. Daartoe kleedde hij de sonatevorm uit tot op het bot en stelde hij de tonaliteit ter discussie. Na zijn dood in 1827 zou de muziek nooit meer zijn zoals tevoren.
De pianosonates No. 23, 30 en 32 op de nieuwe cd van de Duits-Koreaanse pianiste Jimin Oh-Havenith illustreren op fascinerend wijze de artistieke ontwikkeling van deze componist wiens invloed tot op de dag van vandaag onontkoombaar is.
De drie werken op deze cd tonen Beethoven niet alleen als revolutionair en muzikaal genie, maar vooral als psycholoog.
Ze hebben ook gemeen dat ze algemeen beschouwd worden als Beethovens beroemdste, mooiste en moeilijkste pianosonates.
Dood en verderf
De openingsmaten van Sonate No. 23 (1804/5), beter bekend als de Appassionata, voorspellen onheil en ongedurigheid. Beethoven kiest voor f-klein, de toonsoort van de doodsangst en de peilloze melancholie.
Het simpele unisono thema in ver uiteen liggende octaven schept een desolate sfeer, die nog dreigender wordt door een herhaling een halve toon hoger.
Het is een kort thema, niet meer dan vier maten, opgebouwd uit een motief van drie noten. Dat motief zullen we doorheen de beweging steeds in alle mogelijke gedaanten terughoren. Het wordt afgewisseld door een tweede thema van slechts vier noten, dat sterk doet denken aan de klop op de deur waarmee de vijfde symfonie opent.
Met dit minimale materiaal grijpt Beethoven de luisteraar meteen bij de lurven. Langzaam voert hij de spanning op met schrille contrasten en steeds gewelddadiger explosies, waarbij hij het instrument tot het uiterste beproeft. Daarmee roept hij onzekerheid, twijfel en angst op en maakt hij de luisteraar deelgenoot van zijn nachtmerrie.
Tot de gebruikelijke oplossing van de spanning komt het niet. Wie denkt in de tweede beweging Andante con moto ontspanning en troost te zullen vinden is eraan voor de moeite.
Het beginkoraal straalt een plechtige, bijna religieuze rust uit. Maar dan volgen vier variaties waarin naast ritmische verschuivingen ook steeds een versnelling optreedt. Er ontstaat een sfeer van naderend onheil. De ontlading ontstaat in de overgang naar het slotdeel Allegro ma non troppo – Presto, waarin de luisteraar halsoverkop mee gesleurd wordt in een onstuimige, non stop bewegende notenstroom, doorsneden met krachtige accenten en syncopen. Door de recapitulatie te herhalen en het duivelse coda uit te stellen voert Beethoven de spanning tot het uiterste op en komt de laatste klap dubbel hard aan. De luisteraar blijft verdwaasd achter.
De Appassionata maakt duidelijk wat Beethoven bedoelde toen hij zei dat hij een nieuw pad wilde inslaan. Het is een in elk opzicht grensverleggend werk waarin Beethoven de al decennia durende strijd tussen vorm en inhoud voorgoed beslecht in het voordeel van de laatste.
Een groot psycholoog
Sonate No. 30 in E groot (1820) laat horen hoe ver de componist zich in luttele jaren had verwijderd van de traditie. Het is de eerste van de laatste drie sonates die Beethoven componeerde. Het werk is ongebruikelijk in elk opzicht: Beethoven verplaatst het emotionele zwaartepunt naar het derde deel, dat in lengte de voorafgaande delen ruimschoots overtreft.
Het eerste deel Vivace ma non troppo – een soort minisonate – biedt weliswaar twee contrasterende thema’s, maar in verschillende tempi. De aanvankelijke sereniteit van het thema wordt al spoedig onderbroken door passages waarin Beethoven zijn fantasie de vrije loop laat.
Na het nog kortere, energieke Presto volgt het hoogtepunt van de sonate: het Andante molto cantabile ed espressivo met zes variaties. De aanpak is in de eerste variaties nog traditioneel, maar gaandeweg wordt duidelijk dat Beethoven deze vorm gebruikt voor een nieuw soort psychologisch plan. Vanuit een koraalachtig thema voert hij de luisteraar nu eens zachtjes dansend, dan weer met harde hand, mee naar onbekend terrein. De gelaagdheid neemt toe en de herkenbaarheid van het thema verdwijnt om plaats te maken voor een droomwereld. Een fuga brengt de luisteraar weer terug naar het vertrouwde terrein van het beginthema, maar pas na een woest orgelpunt waarin de piano tot het uiterste beproefd wordt, keert de vrede weer.
De dood van de sonate
Na Sonate No. 32 in c-klein (1821/22) zou Beethoven niet meer voor piano componeren, de Diabelli variaties daargelaten. Hij beschouwde het instrument als onbevredigend en niet opgewassen tegen de eisen die hij er aan stelde.
Het is een mysterieus werk dat door zijn tweedelige vorm rigoureus breekt met het klassieke ideaal van de driedelige sonate.
In de eerste beweging Maestoso – Allegro con brio ed appassionato schept Beethoven met zeer weinig middelen een monumentaal bouwwerk. Een krachtig thema of liever een motief van drie noten wordt op meesterlijke wijze op alle mogelijke manieren binnenste buiten gekeerd. Het vormt de brandstof voor flinke emotionele erupties. Van een sonatevorm is niets meer te bespeuren.
Net als in Sonate No. 30 schotelt Beethoven de luisteraar in het slotdeel Arietta weer de variatievorm voor als voertuig voor de expressie van zijn diepste gevoelens.
De beweging begint met een lieflijk thema vol berusting, ontroerend, meditatief, maar de rust is bedrieglijk. De intensiteit neemt toe, zowel in maatsoorten als ritmes. Een uitbarsting van op hol geslagen syncopen doorsneden door flarden fuga volgt. Plotseling ontstaat door een langdurig orgelpunt en veraf klinkende druppelende nootjes een onwerkelijke, verstilde atmosfeer. Is dit de ruis in het hoofd van de dove componist, slechts onderbroken door flarden geluid vanuit de verte?
Een oplossing hangt in de lucht, maar in plaats daarvan voert Beethoven middels een bizarre passage met lange trillers de spanning nog verder op om in een laatste golvende en stuwende variatie tot ontlading te komen. Nog een keer komt het thema terug begeleid door trillers. Dan volgt eindelijk de ontknoping en zachtjes sterft de muziek weg.
Jimin Oh-Havenith verraste ons vorige jaar al met een indrukwekkende Schubert/ Liszt cd. Dat dit geen toeval was laat ze nu horen met deze niet minder indrukwekkende Beethoven vertolking.
Dit zijn overbekende werken, die al honderden malen op de plaat zijn gezet, maar Oh-Havenith ontdoet ze van het stof der jaren en laat ze klinken alsof ze net ontdekt zijn.
Haar spel is analytisch zonder dat het ooit academisch wordt, altijd warm en meeslepend. Door haar beheerste tempi krijgen de verfijning en nuances in haar spel ruim baan. Haar toon blijft vol en sonoor, ook daar waar Beethoven met zijn extreme dynamiek en felle contrasten het uiterste van vertolker en instrument vraagt.
Geen detail blijft voor de luisteraar verborgen, zelfs niet in de meest gecompliceerde passages.
Oh-Havenith stelt de luisteraar in staat om tot in de kleinste details te genieten van Beethovens muzikale en psychologische experimenten. Dat maakt haar tot een ideale Beethoven vertolker.
WAT: Beethoven Piano Sonatas
WIE: Jimin Oh-Havenith
UITGAVE: Audite 20.047
BESTELLEN: JPC
MEDIA: Youtube