Guillaume Lekeu en Joseph Jongen waren leeftijdsgenoten en beiden geboren in de provincie Luik. Twee grote Belgische componisten die het lot weliswaar niet even gunstig gestemd was. Een eerbetoon door de vier streekgenoten van het Quatuor Ardente op dit bijzonder intieme midweekdagje Midis-Minimes. Want een beetje meer muzikaal chauvinisme is zowel gerechtvaardigd als nodig, zo bleek algauw.
Liep de concertzaal van het Brusselse conservatorium de voorbije twee dagen zo goed als vol, dan zette deze trend zich voor het concert van vandaag niet door. Vele rijen en loges bleven jammer genoeg leeg, al waren er vooraan op het eerste balkon opmerkelijk veel kinderen te bespeuren. Hoe deze plotse dip in luistercijfers te verklaren? Jazeker, het Quatuor Ardente heeft niet dezelfde renommee als de collega-muzikanten van Danel. Het kwartet is ook geen onverschrokken prijsbeest zoals het jonge geweld dat gisteren uit Parijs kwam aangestreken. Maar dat het ensemble gevormd door violistes Audrey Gallez en Roxane Leuridan, altiste Sarah Charlier en cellist Olivier Vanderschaeghe uit meer dan het goede hout gesneden is, hoeft eigenlijk nauwelijks betoog. Luik, die Vurige Stede waar het gezelschap zijn naam aan ontleent, is hun professionele thuisbasis. Naast lesgeven aan het koninklijk conservatorium en hun werk bij het OPRL willen deze strijkers ook in het kamermuziekrepertoire op ontdekking gaan. Het viertal verdiept zich daarbij evenzeer in composities van Belgische signatuur: een beslagen pleitbezorger dus voor ons muzikaal patrimonium.
Dat er tijdens deze festivalweek ook eigen componisten aan bod komen, is toe te juichen, ook al is het grote publiek blijkbaar ietsje minder tuk op een ontdekking dan verhoopt. Onbekend maakt nog altijd onbemind. Want zijn zowel Tsjajkovski als Haydn stevig verankerd in de klassieke canon, dan worden Lekeu en Jongen als mindere goden afgedaan. Maar ook uit hun getalenteerde pen vloeiden (h)eerlijke werken. Zo is Lekeu zijn Méditation pour quatuor d’instruments à cordes niets minder dan een uitgesponnen hartenkreet van een veel te vroeg gestorven tiener (1887). Het eendelige werk, dat u met één klik hieronder kan horen, wordt vanuit vormelijk oogpunt misschien niet als vol(waardig) aanzien. Maar het is daarom niet minder geladen dan een trage beweging van pakweg Beethoven – Le Grand Vieux die hij zo innig bewonderde. De Deux sérénades van Jongen, stukken die de veertiger tijdens een periode van ballingschap in het Verenigd Koninkrijk schreef (1918), zijn op hun beurt eveneens ontboezemingen, maar dan van een ander allooi. Opgedragen aan het echtpaar dat hem onderdak verleende, is dit een veelal zwoel (de Sérénade tendre voor haar), dan weer suspensevol (de Sérénade dramatique voor hem) duo. En of er in dit tweeluik dus wél wat te beminnen viel!
Postuum commentaar
Une plainte seule, un gémissement surgit, pleurant chromatiquement : trois fois la souffrance s’affirme; bientôt, pendant que le theme de douleur murmure tristement dans le medium, s’élève un chant religieux, calme, quoique las et triste, lui aussi; il tâche, en s’imprégnant ainsi de la douleur affirmée, à mieux la pénétrer pour la dissiper ensuite. Deze aanhef van een hoogstpersoonlijk commentaar van Lekeu bij zijn nieuwste creatie – geschreven in de zomer van 1887, maar pas postuum gepubliceerd – is een treffend geformuleerde leidraad bij deze indringende muziek. En extra studiemateriaal voor uitvoerders, dat ook natuurlijk. Hieruit spreekt de geest van de kunstenaar, die het Quatuor Ardente met veel overleg en overzicht bij het nekvel greep. Want hoewel dit eigenlijk geen opus is waarmee het kwartet zijn naam op een overdonderende wijze waar kon maken, toch was de betrokkenheid van dit viertal er niet minder om, wel integendeel. De in het oor springende passages waren legio. Van een perfect gelijkmatig gedoseerd vibrato en de gloedvolle fraseringen over de haast organisch groeiende crescendo’s tot en met de heldere articulatie: het resultaat bleek een merkwaardig intens moment van introspectie. Het vuur brandde dus wél, maar dan diep vanbinnen.
Eerlijk? De serenades van Jongen kropen bij een eerste kennismaking minder onder de huid. Hier werd een eenvoudiger spontaneïteit ten gehore gebracht, al wil zoiets niet zeggen dat de musici op automatische piloot acteerden. Jawel, de voorgeschreven tempi klonken gezapig, maar die speelruimte werd door het Quatuor Ardente knap gebruikt om zowel in de fraseringen als de pizzicato-begeleiding subtiele nuances aan te brengen. Verleidelijk gefluister werd met geagiteerder gestrijk en (slot)maten vol pathos afgewisseld. Toch bleef het klankbeeld ten alle tijde coherent. IJzeren discipline: het is fascinerend om zien én aangenaam om horen. En zo slaagden deze integere muzikanten erin om na Lekeu ook de geest van Joseph vakkundig te vatten. De gewezen directeur van het Brusselse conservatorium keerde tijdens dit intieme midweekdagje even helemaal terug naar het oude nest.
Alvorens het zachte pluche voor een harde bureaustoel in te ruilen, zorgde het Quatuor Ardente voor nog wat extra balsem voor de ziel. Met een andere meditatie (op een Boheems koraal) getekend Josef Suk, werd de cirkel rondgemaakt (opus 35a, 1914). Verstild of eensgezind in passie ontstoken, deze fijnbesnaarde behandeling maakte duidelijk dat er in muziek uiteindelijk weinig nood is aan chauvinisme. Maar laat dat u zeker niet tegenhouden om onze landgenoten op zaterdag 25 augustus tijdens de Leuvense Zomer van Sint-Pieter te gaan beluisteren …
- WAT: Guillaume Lekeu (1870-1894) – Méditation in g (V.48) | Joseph Jongen (1873-1953) – Deux sérénades (opus 61)
- WIE: Quatuor Ardente [Audrey Gallez (viool), Roxane Leuridan (viool), Sarah Charlier (altviool), Olivier Vanderschaeghe (cello)]
- WAAR: Koninklijk Conservatorium Brussel
- WANNEER: woensdag 9 augustus 2017
- ORGANISATIE: Festival Midis-Minimes
- AFBEELDING: © S. Inova