Ballet Vlaanderen stapt een nieuwe fase in met Sidi Larbi Cherkaoui als artistiek leider. Gefusioneerd met Opera Vlaanderen wordt het Ballet multidisciplinair inzetbaar, gelukkig kan en mag het nog uitpakken met eigen werk.
Het hele concept van Choreolab of mogen we het ook home made stuff noemen is lovenswaardig. Uit de vijf/zes basishoudingen ontwikkelden de makers een persoonlijk gesmeed verhaal. De beginnende choreografen zullen de laatste dagen zeker in de stress geschoten zijn voor het kritische oordeel van artistiek directeur Sidi Larbi Cherkaoui en zijn adjunct Tamas Moricz. Hun oordeel: “We stonden versteld van de veelheid aan stijlen en eigen invalshoeken die de dansers in hun choreografieën aan de dag legden.” Inderdaad, ‘Choreolab’ biedt een palet dat nagenoeg representatief is voor de hedendaagse danscene.
Op de opening van het Theaterfestival werd in The State of the Union by the Youth het volgende gezegd:”We hebben nood aan ‘lerende organisaties’, organisaties die zichzelf blijven beschouwen als works-in-progress. Zij omarmen kritiek en verandering in plaats van deze als hinderlijk opzij te schuiven. Zij stellen niet alleen artistieke programma’s rond ‘transitie’ samen maar trachten die ook naar de eigen werking te vertalen. Zij laten zich door de artistieke projecten die ze ondersteunen, soms ook veranderen. Lerende organisaties bouwen op een inhoudelijk gesprek waar zowel kunstenaars als kunstwerkers aan deelnemen, zowel tijdelijke als vaste werknemers. Het is een gesprek dat een organisatie ervoor hoedt om blindelings te groeien, haar soms doet beslissen om te verkleinen, of haar helpt om in te zien dat het verhaal uitverteld is. Zo’n proces van denken en doen vraagt een groter engagement van organisaties én van kunstenaars.” Dit wordt toegepast bij het Ballet Vlaanderen én met succes. Choreografen in spe, kunnen hun werk toetsen aan het publiek en hun talent op deze manier tot wasdom laten komen.
Het volledige programma telde in totaal elf choreografieën. Aangezien dat te veel was voor één avond werd gekozen voor vijf vaste items en de zes overige werden alternerend opgevoerd. Zit een choreografie ergens geprogrammeerd aan de oppervlakte van het bewustzijn of is het eerder het zoeken naar bewegingen dienstbaar aan de muziek? Of moeten we het zien als het belichaamde denken?
Altea Nuñes danste jaren bij het Ballet Vlaanderen maar wil zich nu meer toeleggen op choreografisch werk. Een dame met potentie en stylistische bravoure waar we nog veel van hopen te horen en zien. Ze pakt uit met ‘Claroscuro’. Een choreografie die ze vorig jaar al liet zien maar nu verder mocht uitwerken. Een werk dat tintelt van ambitie en borrelt van boeiende insteken en bewegingsmateriaal in een aparte confuse belichting.
‘Phase’ van choreogafe Nancy Osbaldeston, een kort een krachtig werkstukje, sprong er uit door de verleidelijke speelsheid. Het doek gaat maar een dertigtal centimeters omhoog. Het enige wat de toeschouwer te zien krijgt zijn spitzen die in een strak tempo over de scéne evolueren. Halverwege wordt er halt gehouden en komt de danseres onder het doek loeren. Zet haar tocht dan verder. Wanneer het doek helemaal opgaat ontwikkelt zich een interessante beeldentaal met een partner. Uit de muziek puurt ze ook een sequenties met een typemachine. Uit de mist van het verleden meen ik me iets dergelijks te herinneren in een film uit de oude doos. Het geheel is origineel.
‘Two’ van choreograaf Toshira Abblay. Thema: de zoete oorlog van het minnen. Iets te lang uitgesponnen om boeiend te blijven.
Gastchoreograaf Ricardo Amarante pakt uit met ‘Quatro por Quatro’. Grasduinend in het kostuumatelier van Ballet Vlaanderen kwam hij op het idee om de prachtige jurken die ontwerper Tim Van Steenbergen eerder voor Romeo en Juliette had gemaakt, een tweede leven te gunnen. De 4 choreografieën voor beurtelings drie, twee, één en acht dansers zijn gepolijst en van een klassieke verfijndheid, zowel in aankleding als stijl. Het is genieten van gratie en techniek.
De voorbije edities bracht al interessant nieuw talent aan de oppervlakte. Zo stak de choregrafie van Andrew McNichol er vorig jaar boven uit. Hij kreeg ook de vraag om zijn choreografie verder uit te werken. Hij maakte het zichzelf niet makkelijk met twintig dansers op de scène. In de opbouw zitten straffe staaltjes, maar hier en daar komen lijnen toch wat rafelig over. Het miste nog wat verfijning.
Gastchoreograaf Matt Foley pakte uit met straf en origineel spul in ‘To do it all again’. Op een synthesizer maakt hij eerst zijn eigen ritme via de formule van the human beatbox. Pakt vervolgens uit met een mooi lied en begint uiteindelijk ook te dansen. Zijn performance helt sterk over naar de dansstijl met veel grondwerk die we inmiddels kennen van Sidi Larbi Cherkaoui.
‘Buls Wool’ choreografie van David Jonathan, die ook alternerend te zien was, zet de geweldig imponerende fuga van Bach tegenover het gesproken woord. Lichtvoetig en theatraal tegelijk.
Als sluitstuk kregen de toeschouwers een sneak preview van de eerste creatie voor Ballet Vlaanderen van Sidi Larbi Cherkaoui op muziek van Arvo Pärt. Het smaakte in elk geval naar meer: drift naast beheersing. Het is zeer fysiek met veel lifts en rolbewegingen van schouders en knieën. Het geheel wordt voorzeker technisch briljant. De wereldpremière vindt op 22 oktober plaats in Opera Gent.