Bij Russische muziek denkt men meteen aan grote namen zoals Tsjaikovski en Rachmaninov. De namen die in het hoofd springen zijn over het algemeen van componisten uit de romantiek of de 20e eeuw. Russische muziek brak namelijk pas internationaal door tijdens de tweede helft van de 19e eeuw. Componisten van voor deze periode komen daardoor in het westen nauwelijks aan bod. De cd Evolution van gitarist Aynur Begutov wil hier verandering in brengen en maakt hiervoor gebruik van een typisch Russische concertinstrument: de semistrunka (een 7-snarige Russische gitaar).
Geïmporteerde kunst
Rusland ontwikkelde slechts laat een eigen muzikale traditie. Een van de redenen hiervoor is het verbod op wereldlijke muziek van de Orthodox-Slavische Kerk. Onder het bewind van Ivan IV (1547 tot 1584) kwam hier voor het eerst verandering in. Hij was de eerste tsaar die westerse componisten en musici uitnodigde om de muzikale leegte op te vullen. Tegen de tijd tsaar Peter I de Grote (1682 tot 1725) aan de macht kwam, waren West-Europese kunstenaars een onderdeel van het Russische hof. Hoewel hij zelf geen grote kunstfan was, zag Peter I wel het belang van cultuur in en liet een hele reeks verwesteringen in zijn rijk uitvoeren. Gedurende bijna de gehele 18e eeuw werd Rusland door tsarina’s gedomineerd die een uitgesproken voorliefde hadden voor Italiaanse opera.
Het eerste werk van de cd dateert uit deze periode en is een voorbeeld van deze Italiaanse voorkeur. Andreï Ossipovitch Sikhra (1773–1850) componeerde een reeks variaties op het thema van de cavatina uit Rossini’s La gazza ladra (1817). Typerend voor deze variatiereeks is het gebruik van de campanella techniek (waarbij de melodienoten over alle snaren verdeeld worden) op open snaren. Ook de werken van zijn tijdsgenoot Mikhail Timofeïévich Vysotsky (1791–1837) zijn variatiereeksen op bekende westerse melodieën. De meeste componisten uit deze periode waren autodidact muzikanten die hun variatiereeksen opschreven. De instrumenten waren bij voorkeur toetsinstrumenten, harp of het nieuwe instrument de semistrunka. Sikhra introduceerde deze innovatie maar al snel kregen zowel professionals als amateurs de smaak van het instrument te pakken waardoor het aan populariteit won.
Een eigen stijl ontwikkelen
De generatie hierna, waar Michail Glinka (1804–1857) en Nikolaï Ivanovitch Aleksandrov (1818–1884) toe behoren, begon meer los te komen van het westerse. Ze gingen op zoek naar een eigen klank en componeerden veelal op Russische volksmelodieën. Glinka is de belangrijkste Russische componist uit deze generatie maar er zijn geen composities van hem op deze cd te vinden, wel van een tijdgenoot. De drie gekozen werken van Aleksandrov zijn typerend voor deze periode aangezien het alle drie balzaal- of salondansen zijn. Met de keuze van de dansen blijft de link met het westen toch nog zichtbaar: een virtuoze wals, een Tsjechische polka en een Poolse mazurka. Deze laatste dans is de enige die nog enigszins dansbaar is. Het bezit de typische mazurka kenmerken zoals een ternaire maatsoort, hopfiguren en het accent ligt op de 2e tel van de maat. Daarnaast bevat het veel van de typische versieringstechnieken van deze periode zoals hammer-on en pull-off. Na de generatie van Aleksandrov zou de mazurka doorheen de rest van de eeuw uitgroeien tot een geliefd genre bij Russische componisten.
(Post)-Soviet
De zogenaamde tweede golf van Russische componenten, waar Tsjaikovski en de Groep van vijf toe behoren, wordt op deze cd overgeslagen. De motivatie hiervoor is onduidelijk: is er geen kwalitatief repertoire voor het instrument? Of komt deze generatie componisten al genoeg op de voorgrond? De keuze wordt niet verduidelijkt in het bijhorende boekje en dus is het giswerk. Aangezien er een periode mist, fungeert het werk Valse “Les flocons de neige” van Matveï Stepanovitch Pavlov-Azancheev (1888–1963) als een soort stilistische brug tussen de eerste drie en de laatste vier componisten op de cd. Deze wals maakt deel uit van een reeks ballet arrangementen die Pavlov-Azancheev tijdens de jaren ’50 maakte. De tessituur en speeltechnieken (zoals harmonieken en lichte slides) van de valse zijn vergelijkbaar met die van Spaanse componisten zoals Francisco Tárrega (1852–1909) maar de harmonie en de tekstuur zijn voller dan die van Spaanse tegenhangers.
De werken van Alekseï Aleksandrovitch Agibalov (1940–2019) en Sergueï Dmitrievitch Orekhov (1935–1998) volgen de dominante lyrische stijl die het 20e-eeuwse gitaarrepertoire tekent. “Gitaarcliché’s” zoals tremoli en arpeggio’s zijn niet langer de basis van de compositie maar worden zorgvuldig uitgekozen om bepaalde passages meer emotionele diepgang te geven. Ook is er meer vrijheid in ritme en metrum wat meer ruimte laat voor muzikale interpretatie van de gitarist. Vanaf de jaren ’80 vonden verschijnende invloeden (zoals folk, jazz, rock en filmmuziek) ook in Rusland hun weg naar het klassieke repertoire. Zo integreert Orekhov bijvoorbeeld Russische Gypsy elementen in zijn Danse gitaren “Mare Diandia”.
Klankkleur
De 20e-eeuwse esthetica van lyriek en vermengingen van stijlen wordt ook door Konstantin Guermanovitch Vassiliev (°1970) en Sergueï Ivanovitch Rudnev (°1955) naar de 21e-eeuwse eeuw doorgetrokken. Veel aandacht gaat uit naar klankkleur. Daarnaast wint het programmatische karakter van muziek steeds meer aan belang in het gitaarrepertoire. Ook deze evolutie komt aan bod op deze cd. De vijf werken van Vassiliev hebben elk een eigen thema, van traditionele olieverfschilderijen tot Russische porseleinen poppetjes en kleine kleien speelgoedjes. Het boekje dat bij de cd zit, beschrijft Vassiliev’s compositorische stijl als een mengeling van experimentalisme en classicisme. De keuze van de werken op deze cd tonen echter niet zijn experimentele kant. Khokhloma toont ritmische diversiteit maar enkel gebruik van traditionele speeltechnieken.
De cd heeft als doel onbekende Russische componisten aan een breder publiek voor te stellen op een typisch Russisch concertinstrument dat buiten de landsgrenzen vrijwel niet bekend is. Het slaagt in het voorstellen van de 18e en 19e eeuwse componisten maar schiet tekort in het weergeven van de pluraliteit aan invloeden na 1980 en laat het meer “experimentele” repertoire, zoals dat van Nikita Kosjkin (°1956) die naast tonale werken ook atonale en percussiewerken voor gitaar schreef, volledig links liggen. Maar kiezen is verliezen en niet alles past op slechts één cd van 62 minuten. Deze selectie aan composities voor semistrunka sluit daarmee mooi aan bij de cd Russian Fantasy (2012) die Begutov eerder al uitbracht.
- WIE: Aynur Begutov [semistrunka]
- WAT: Evolution
- UITGAVE: Vision Fugitive
- FOTO’S: © Official site of Aynur Begutov
- Spotify: Evolution
- Bestellen: JPC