Vrijdag 21 september werd in de Merchtemse O.L.V. Ter Noodtkerk het slotakkoord geplaatst achter de concerten van het feestjaar August De Boeck, 75 jaar na het overlijden van één van onze grootste Vlaamse én Bélgische componisten. Zeker, ook Belgisch.
August De Boeck was evengoed Belgisch als Vlaams; hij maakte deel uit van de cultuur van zijn samenleving en had een bijzondere band met het Conservatorium van Brussel. Hij werd er geen directeur; nochtans was hij één van de grote favorieten voor de opvolging in 1935 van directeur Léon Du Bois. Het was zijn gerespecteerde collega Joseph Jongen uit Luik die de plaats zou bekleden. Sans rancune, want Jongen en De Boeck waardeerden elkaar ten zeerste. Het is dus tekenend dat uitgerekend het Nationaal Orkest van België een exclusief De Boeck-programma vertolkte in de thuisgemeente van August De Boeck.
De gemeente Merchtem heeft de mogelijkheden geopend om een jaar lang, vanaf oktober 2011 tot september 2012, een ganse reeks concerten te organiseren of te stimuleren, samen met de publicatie van een lijvige studie over De Boeck en verschillende cd-opnamen. Het orgelpunt was het concert van vorige week met de bekende, spetterende Dahomeyse rapsodie, het pianoconcerto, de symfonie en orkestrale uittreksels uit De Boeck’s mooiste opera, “La Route d’ Éméraude” (of “Francesca” in de Nederlandstalige versie van dezelfde opera).
Norbert Nozy leidde het NOB in een alerte uitvoering van “De Dahomeyse”, één van de glansstukken uit het Vlaamse muziekrepertoire. De vinnigheid in dit werkje is belangrijker dan de bombast die hieraan soms wordt toevoegd. Nozy en de musici van het NOB hielden rekening met de niet ideale, maar toch heel behoorlijke akoestiek van de kerk.
Jozef De Beenhouwer was solist in het pianoconcerto van De Boeck. Pianoconcerto? Ja en nee. Het is in feite geschreven voor het “ Hans-klavier”. Het verhaal is bekend, maar niet voor iedereen. De ingenieur en amateur-pianist, Pierre Hans, had in de jaren 1920 een concertvleugel ontworpen met twee klavieren, waarvan het bovenste klaviier een halve toon hoger stond. Het betekende een onvermoede mogelijkheid tot chromatische passages en gerepeteerde akkoorden. De Boeck voelde er wel iets voor en hij schreef een scherzo, nadien uitgewerkt tot een volledig concerto voor dit buitenbeentje onder de concertvleugels.
De enthousiaste uitvoerster en specialiste van dit instrument, Mit Scapus, vertolkte het in de jaren 30 en 40 van de vorige eeuw. Nadien kwam het onder het stof te liggen. Het enthousiasme van Frits Celis en de gedrevenheid van Jozef De Beenhouwer zorgden voor een herleving. Jozef herschreef het voor één klavier, met uiteraard af en toe verdraaid lastig vingerwerk. We hebben er een mooi concerto aan overgehouden, af en toe té demonstratief in het etaleren van de mogelijkheden van de oorspronkelijke twee-klavieren-versie, maar al bij al, en zeker naar het einde toe, is het een heel poëtisch fresco. Het is geen dankbaar concerto voor de solist, maar we mogen de solist dankbaar zijn voor het concerto; voor zijn werk, zijn inzet, en zijn uitvoering: gedreven, intelligent en doorvoeld.
Een bijzondere ontdekking in het werk van De Boeck hebben we te danken aan Frits Celis. Hij koos en bewerkte een aantal fragmenten uit enkele opera’s van De Boeck. Het zijn opera’s die al decennia lang niet meer het podium halen, maar die intrinsiek verrassende muzikale kwaliteiten inhouden. “La Route d’ Émeraude” (De Weg van Smaragd), of, in de Nederlandstalige versie,”Francesca” (naar de vrouwelijke hoofdfiguur uit de opera), is De Boeck’s vijfde en laatste opera en werd beeindigd in 1920. Frits Celis koos uit deze opera vier orkestfragmenten die tot het mooiste uit ons muziekrepertoire behoren. Wagneriaans? Zeker, maar wel al gekleurd met een impressionistische toets, zó kenmerkend voor het muzikale aanvoelen in het Belgisch muzieklandschap van het begin van de 20ste eeuw. Voor de uitvoering tijdens het slotconcert van het De Boeckjaar beperkte het NOB zich tot slechts twee fragmenten, omdat, als apotheose, de vrij uitgebreide symfonie op het programma stond.
Het is een werk waar ik zelf een zekere moeite mee heb. Het ligt een heel stuk terug in de ontwikkeling van De Boeck als componist: hij was net goed dertig jaar toen hij het voltooide in 1896. De spetterende Dahomeyse was drie jaar eerder voltooid. Met de symfonie wou hij een omvangrijker werk plegen. Hij slaagt er trouwens heel goed in met een prachtig scherzo (à la Tsjaikovski?) en dromerig derde deel Andante. Voor het laatste deel wordt hij uitbundig: we horen reminiscenties aan de Dahomeyse rapsodie opduiken, maar de pittige beknoptheid van de Dahomeyse wordt hier in het lang en het breed uitgesponnen. En nochtans: Norbert Nozy en het NOB hebben in die niet ideale akoestiek in de kerk in Merchtem de langdradigheid vermeden en de aandacht gaande gehouden. Met het doseren van de dynamiek en aandacht voor details kan je inderdaad een lange rit blijven boeien.
Het concert met het NOB o.l.v. Norbert Nozy en met Jozef De Beenhouwr als solist was het orgelpunt van het feestjaar August De Boeck. Maar voor wie toch nog eventjes de muziek van De Boeck live wil opsnuiven: er is nog een allerlaatste concert op zaterdag 29 september in dezelfde O.L.V. Ter Noodtkerk in Merchtem: de Brassband Buizingen vertolkt dan de huldezang “Conscience herdacht”. Want ook die wordt dit jaar herdacht: 200 jaar geleden geboren; de huldezang componeerde De Boeck was voor de 100ste verjaardag in 1912!