Het publiek was lang van te voren gewaarschuwd: de productie die Calixto Bieito ons zou voorschotelen van dit muziektheater van Kurt Weill/Bertolt Brecht zou schokkend zijn wegens brutale en seksueel expliciete beelden.
Het publiek was lang van te voren gewaarschuwd: de productie die Calixto Bieito ons zou voorschotelen van dit muziektheater van Kurt Weill/Bertolt Brecht zou schokkend zijn wegens brutale en seksueel expliciete beelden. Een gewaarschuwd mens kan wat meer aan en dat was maar best. Bieito geeft een absoluut compromisloze uitbeelding van het zootje ongeregeld dat enkel primaire behoeftes kent en vindt dat met geld alles toegelaten is. Zijn beeldtaal vereist het uiterste van de zanger-acteur maar spaart evenmin de toeschouwer.
Bij Bieito is de “stad” Mahagonny waar de goudzoekers en houtkappers elkaar vinden en een nieuwe stad willen oprichten een rommelige camping, waar (vrij luxueuze) caravans bij elkaar staan. De scène houdt meteen een verrassing in: je ziet 2 mobilhomes aanrijden maar geleidelijk en zonder dat je het merkt staat de scène vol met in de hoogte opgestapelde campingwagens: de stad groeit en chaos en verwarring zijn troef. Daartussen dwarrelen de hoofdpersonages: Jim, Jack, Billy, Joe (in wolfsvacht), de weduwe Leokadja Begbick en Drievuldigheidsmozes, weldra ook Jenny en de prostituees. Het visuele beeld van scène en kostuums zet de toon voor het hele stuk: onverbiddelijk hard theater dat van episode tot episode – het is een heel fragmentair stuk – onverbloemd de wereld van het ordinaire troepje egoïstische genieters toont. Genieten is in de eerste plaats seks – al zegt de tekst wel dat eerst het eten komt en dan de seksuele “Akt” – de voorstelling overlaadt ons met een verzameling gestes die stuk voor stuk seks tonen of er niet mis te verstaan op alluderen. Seks als genot en seks als manipulatie. “All you can fuck” zegt de lichtreclame op een van de caravans. Bieito schrikt er niet voor terug blote lijven op scène te zetten maar ook “geklede” handelingen zijn al even suggestief in bepaalde gevallen. (bedrijf II, de liefdesmachine). Drievuldigheidsmozes is voorgesteld als een wansmakelijke geile geestelijke die de stoutste verbeelding over gefrustreerde geestelijken overtreft. Voor elk figuur vindt Bieito een kleurrijk, scabreus kantje – onmogelijk de bonte verzameling van bizarre en fantasierijke wezens te beschrijven. Bieito vindt inspiratie in de stripwereld, in de reclamewereld, de film, seksshops en dierenwereld. Eén constante is voortdurend aanwezig om het globale materiële gewin dat elk personage typeert te beklemtonen: reusachtige opblaasbare haaien die nooit uit het scènebeeld weg zijn, soms krijgt er één een prominente functie (een wansmakelijk reuze-penis van Drievuldigheidsmozes), soms liggen ze vanuit de hoogte toe te kijken op de drukte beneden. “Der Haifisch” uit het lied van Brecht.
Het geheel is zo grotesk en zo theatraal dat Bieito waarschijnlijk exact de doelstelling van Brecht en Weill verwezenlijkt: episch theater dat met afstand en niet met meevoelen bekeken wordt, maar een spiegel voorhoudt van de diepste krochten van de menselijke lusten. Terwijl je soms geschokt, soms geërgerd toekijkt, vraag je je anderzijds af: wat kan je anders met zo’n stuk over uitschot aanvangen! Brecht/Weill schreven een brutaal stuk vol geweld en seks en Bieito durft het aan het publiek daar consequent en zonder enige toegeving mee te confronteren.
Maar Bieito geniet ook wel wat tè veel van zijn eigen vindingrijkheid en gaat dan regelrecht uit de bocht. Gedegouteerd zit je aan te kijken tegen een kotspartij, terwijl de pianist met gezakte broek op een toiletpot (als pianokruk) een deuntje speelt voor het publiek in de bar. Storend en overbodig vond ik om op het einde de losgeslagen massa de zaal in te sturen met de boodschap dat “Mahagonny in ons zit”. Het is een gemiste pointe, een “dejà-vu” theatrale geste en wat heb je eraan als toeschouwer het blote gat van een naakte vrouw langs je nek te voelen passeren?
De schrijnende executie van Jim zorgt wel voor een aangrijpend moment in de voorstelling. Jammer dat Bieito de diep-gevoelde ontroering te niet doet door het daaropvolgende bloederige schenden van het lijk, wat gewoonweg onwelvoeglijk is. Een tweede moment in het tweede bedrijf grijpt Bieito je bij je nekvel: hij omkadert het stuk met een koele “business”-vader die zijn naïeve dochtertje komt voorstellen. Argeloos volgt het kind het stuk van op de zijlijn, soms “wippend” (sic) op een opblaashaai, als hobbelpaardje. In het tweede bedrijf stuurt haar vader haar de caravan binnen, waar ze als een nummer tussen de andere prostituees ten prooi valt aan de sekspartij. Het is een hard moment, dat misschien meer dan welke inhoud uit Mahagony ook de regie van Bieito een actualiteitswaarde geeft.
De muzikale uitvoering was even gedreven als de regie, maar ondanks de schwung die Yannis Pouspourikas moeiteloos in het orkest kreeg, kan de muziek van Weill mij toch geen hele voorstelling blijven boeien. Ze wordt eentonig en op het vervelende af, maar dat zal heel persoonlijk zijn. Bij de solisten was het vooral Leandra Overmann als Leokadja Begbick die mij vocaal overtuigd heeft. Ook als actrice was ze onovertroffen. Noëmi Nadelmann speelde een schitterende Jenny maar vocaal miste ze de sensualiteit die haar lijf uitstraalde en haar Alabamasong had geen effect. De andere vertolkers pasten stuk voor stuk uitstekend in de verbluffende rol die Bieito hen had toegekend met toch nog een aparte vermelding van John Daszak als Jim Mahoney. Het koor zette een schitterende prestatie neer: het genoot zichtbaar van het ongeremde spektakel dat het mocht ten beste geven