**** In augustus 1841 bereikte de gekte rond Franz Liszt een hoogtepunt. De klavierleeuw liet zich in een koets met zes witte paarden rondrijden door Berlijn onder luide toejuichingen van een uitzinnige menigte.
Het jaar daarop kwam de Lisztomania zoals Heinrich Heine de heisa rond Liszt treffend noemde, tot een abrupt einde. Moe van het lege virtuozenbestaan trok Liszt zich terug in Weimar waar hij het geluk had aangesteld te worden als Kapellmeister. Het werd het begin van een vruchtbare periode die duurde tot 1861.
Liszt herwerkte in die tijd niet alleen tal van zijn pianowerken maar gaf ook zijn ideeën over programma muziek en de band tussen poëzie en muziek definitief gestalte. In Weimar componeerde hij enkele van zijn belangrijkste werken.
De op deze cd gepresenteerde composities stammen allemaal uit die periode. Ze bieden een representatieve doorsnede van zijn orkestwerken: een gelegenheidswerk, een symfonisch gedicht en een uitgebreid symfonieprogramma. De luisteraar krijgt een treffend beeld van Liszts veelzijdigheid en baanbrekende creativiteit.
Schillers verjaardagsfeest
Die Künstlerfestzug zur Schillerfeier, geschreven ter gelegenheid van Schillers honderdste geboortejaar in 1859, plechtig en heroïsch van karakter is de perfecte opwarmer. Een aantal muzikale elementen die we hier horen, gebruikte Liszt ook voor zijn andere op Schiller geïnspireerde werken zoals Ideale en An die Künstler. Het lyrische thema in de hoorn dolce en expressivo, aanvankelijk door strijkers en harp begeleid en vervolgens door het hele orkest overgenomen, is zo’n voorbeeld van een ‘Schillermelodie’.
Tasso de pechvogel
Tasso Lamento e Trionfo is een symfonisch gedicht, een muzikale vorm waar Liszt de uitvinder van was en waarin met muzikale middelen een buitenmuzikale werkelijkheid wordt opgeroepen.
De renaissancedichter Tasso was volgens Liszt de belichaming van de gekwelde dichter: tijdens zijn leven miskend, achtervolgd door tegenslag, slecht behandeld, opgesloten in een gekkenhuis, maar postuum glanzend als een oogverblindende ster.
Alle aspecten van dat gekwelde kunstenaarsleven zijn terug te vinden in dit symfonische gedicht, een meesterlijke verklanking van lijden en postume triomf. We volgen onze held over de lagunes van Venetië, bezongen door de gondeliers, vervolgens naar het hof van Ferrara waar hij zijn meesterwerken schreef en tot slot naar Rome waar hij tot dichter der dichters gekroond werd en – te laat – erkenning kreeg voor zijn werk.
Een klagelijke, weemoedige, eentonige melodie volgt de melancholieke rondzwervende dichter die nergens thuis is. Een melodie die op Lisztiaanse wijze onder allerlei vermommingen de meest verschillende gedaantes aanneemt. We horen diepe terneergeslagenheid, melancholie, meditatie en krijgshaftige uitbarstingen uitmondend in de triomf die de dichter pas na zijn dood mocht smaken. Hier bespeelt Liszt de gevoelens van de luisteraar op geraffineerde wijze met zijn rijke gevarieerde instrumentatie, accenten en klankkleuren.
Tasso was oorspronkelijk bedoeld om Goethes honderdste verjaardag in 1849 luister bij te zetten, maar het werk oversteeg de gelegenheid volkomen en ging de geschiedenis in als een eerbetoon aan een held van de wereldliteratuur.
De hel van Liszt
Klapstuk van deze cd is de Symphonie zu Dantes Divina Commedia ook wel kortweg Dante Symfonie genoemd. Dit is Liszts vertaling van Dantes Divina Commedia in muziek.
Een curieus werk dat slechts uit twee delen bestaat: Inferno en Purgatorio. Op advies van zijn schoonzoon Richard Wagner liet Liszt een slotdeel Paradiso achterwege. Immers welke sterveling zou in staat zijn om een beeld van het Paradijs te schetsen? Liszt – niet voor één gat te vangen – loste dit probleem op door het Purgatorio naadloos te laten aansluiten op een door een sopranen- en altenkoor gezongen hemels Magnificat. Zo kreeg de luisteraar toch nog een inkijkje in het Paradijs.
De hel begint indrukwekkend. Liszt haalt meteen alles uit de kast: met dreunende paukenslagen wordt de luisteraar zijn stoel uit en de poorten van de hel binnen gejaagd: lasciate ogni speranza, voi ch’entrate! (Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt!). Dat is het hoofdmotief dat een aantal malen terugkeert. De tonaliteit is zoek, wat een wankele, instabiele sfeer schept. In een allegro frenetico leidt Liszt de luisteraar de gruwelijke diepte in, waar hels gekrijs, sardonisch gelach, razernij, vertwijfeling, woede en verwensingen van de vervloekten uiting geven aan een eeuwige doodstrijd. Hier is geen troost, geen liefde, geen rust. Hier worden de zondaars door een orkaan de eeuwige duisternis ingejaagd.
Maar nog beklemmender wordt de sfeer als de stilte invalt en Liszt ons de ongelukkige geliefden Paolo en Francesca toont, als voorbeeld van menselijke zwakte. Betrapt in flagrante delicto en vermoord door haar jaloerse echtgenoot, is Francesca gedoemd om in de hel haar momenten van geluk eindeloos te herleven. Basklarinet en althobo begeleid door een hemelse harp bezingen de pijn die de erotische dromen teweeg brengen. Amoroso staat er in de partituur, als om aan te geven dat waar geen plaats is voor hemelse liefde (namelijk de hel) de aardse liefde nog steeds smeult.
Als muziek al in staat is om de verleden tijd weer te geven, dan is Liszt er hier in geslaagd om door subtiele instrumentatie en een wankelende zevenkwartsmaat de luisteraar mee te voeren naar het verleden van Francesca, die ruggelings vastgeklonken aan haar minnaar, haar wellustige herinneringen steeds moet doorleven, maar onmachtig is om onder woorden te brengen wat ze doormaakt. In Liszts hel is geen plaats voor woorden.
Als Francesca al hoop koestert om uit haar lijden verlost te worden dan wordt deze de grond in geboord door de terugkeer van het hoofdmotief Lasciate ogni speranza en een gestaag intensiverend pandemonium dat culminineert in het huiveringwekkend gejank van een windmachine.
Moe gebeukt komen we in het Purgatorium terecht.
De verlossing van Liszt
In tegenstelling tot de cyclische Inferno die begint en eindigt met dezelfde onheilspellende boodschap, beweegt dit deel naar een duidelijk einddoel: verlossing en opname in het paradijs.
Een golvend motief in de strijkers, regelmatig en obsessief, roept een beeld op van verloren zielen zwervend tussen een wereld van licht en een wereld van duisternis. Een plechtig koraal breekt door de flarden mist heen als voorbereiding op een grootse fuga over een klagelijk thema. Een lange reeks sequensen, opstijgend als ware het Jakobs ladder, brengt steeds wisselende caleidoscopische klankkleuren teweeg. Hoger en hoger gaat het, totdat in een uitbarsting van licht Liszt ons een blik op het Paradijs gunt, als een openbaring begeleid door een koor engelen die regels uit het Magnificat zingen.
Zo eindigt één van de meest curieuze werken uit het symfonische repertoire. Een wonderbaarlijke schepping van ongebreidelde fantasie en creativiteit.
Een belangrijke cd
Die Staatskapelle Weimar (opgericht in1491) is een van de oudste orkesten van Duitsland. Het orkest brengt met deze cd een hommage aan haar illustere voorganger.
Onder leiding van dirigent Kirill Karabits levert het orkest een meer dan welkome bijdrage aan de herwaardering van een componist wiens scheppend werk niet altijd naar zijn juiste waarde geschat wordt, omdat zijn verleden als oppervlakkige playboy/virtuoos hem tot op heden blijft achtervolgen. Ten onrechte! Hier is een genie aan het werk geweest, of om weer met Heine te spreken, een geniale hansworst.
Deze cd is ook een belangrijke aanvulling op de Lisztdiscografie. Mooi ruimtelijk en zeer gedetailleerd opgenomen door een team briljante geluidstechnici kan deze opname wedijveren met willekeurig welke andere.
Die Staatskapelle Weimar is niet alleen één van de oudste orkesten van Europa, maar ook één van de beste, zo blijkt hier.
Het orkest overtuigt in alle gelederen. Met superieur gemak overwint het de lastigste passages, waar vooral de Dantesymfonie zo rijk aan is. Het beschikt over een uitzonderlijk rijk palet aan klankkleuren. Dynamiek, accenten, frasering, alles is tot in de puntjes verzorgd. Met extra complimenten aan de basklarinettist en de althoboïst die een ontroerende Francesca neerzetten.
De dames van het Opernchor des Deutschen Nationaltheaters Weimar en de jongens van de Jenaer Philharmonie leveren vanachter de coulissen een hemelse bijdrage.
De in onze streken niet zo bekende dirigent Kirill Karabits haalt alles uit de partituur. Het resultaat is overdonderend.
Al met al een waardige revanche voor de première onder leiding van de componist zelf in1857, die volledig de mist in ging door te weinig repetities en slecht gemotiveerde musici.
Karabits en zijn equipe maken die misser na 163 jaar meer dan goed!
- WAT: Franz Liszt – Künstlerfestzug, Tasso, Lamento e Trionfo, Dante Symfonie
- WIE: Staatskapelle Weimar o.l.v. Kirill Karabits, Damen des Opernchors Deutschen Nationatheaters Weimar, Knabenchor der Jenaer Philharmonie
- UITGAVE: Audite 97760
- KOPEN: JPC