Het is een goed idee van de Opera van Luik om naar aanleiding van de tweehonderdste verjaardag van Giuseppe Verdi een van zijn vroege en weinig gekende opera’s voor het voetlicht te brengen.
Het is een goed idee van de Opera van Luik om naar aanleiding van de tweehonderdste verjaardag van Giuseppe Verdi een van zijn vroege en weinig gekende opera’s voor het voetlicht te brengen.
De voorstelling zorgde voor een boeiende kennismaking en al is het geen meesterwerk van het gehalte van Otello of Simon Boccanegra, we hoorden een knappe opera vol onvervalste Verdiaanse melodieën.
Attila werd voor het eerst uitgevoerd in het Teatro La Fenice in Venetië op 17 maart 1846. De opera kende groot succes, gedeeltelijk door het patriottische karakter van het werk dat in die periode in Italië sterk aansloeg bij het publiek. Het Risorgimento-karakter van het stuk overschaduwt de psychologische uitwerking van de karakters waarin Verdi later zo’n meester zou worden. De karakters zijn hier minder gedifferentieerd en vertonen weinig evolutie. Maar de muziek van Verdi is vol leven en komt zo echt over dat zelfs zo’n vroege Verdi een plezier is om te horen.
Het verhaal speelt zich af in het jaar 452 tijdens de verovering van Italië door de Hunnen en hun aanvoerder Attila. Tijdens de viering van een overwinning in Italië schenkt Attila zijn zwaard aan Odabella, de dochter van een plaatselijke vorst. Later komt dit zwaard Odabella van pas om zich op Attila te wreken. Odabella is verloofd met Foresto. Om de verdere verovering van Attila tegen te gaan smeden Foresto en de Romeinse veldheer Ezio een complot. Als Odabella om het complot te doen lukken verliefdheid veinst op Attila, wordt Foresto jaloers. Attila doorziet de list van Odabella maar ze doodt hem met zijn eigen zwaard.
De regie van Ruggero Raimondi plaatst de opera in een historisch decor met Romeinse zuilen met reliëfs versierd. Naargelang er een massascène (er zijn grandioze koren in de opera) of een individuele confrontatie uitgebeeld werd, verschoof het decor en werd het zelfs in twee niveau’s verdeeld bij het verschijnen van de Romeinse bisschop Leone. De kostuums waren zeer verzorgde periodekostuums. De conventionele regie volgt de eenvoudige nummerstructuur van de opera met expressieve personenregie.
Gedreven, precies en gedetailleerd
Naargelang het verhaal verder opgebouwd werd, ging zowel de lyrische als dramatische intensiteit in crescendo, zeker dank zij de geëngageerde speelwijze van zowel solisten als koor. De voorstelling had dan ook heel veel sfeer die het publiek duidelijk meekreeg.
Dirigent Renato Palumbo ging helemaal op in de partituur. Hij vuurde zowel zijn muzikanten in het orkest als de solisten aan met felle gestes die toch niet overdreven waren. Hij gaf met blik en beweging elke muzikale wending aan in de aria’s en stuwde de cabaletta’s tot een crescendo op. Zijn tempo was gedreven, precies en gedetailleerd. Het moet een plezier zijn als muzikant met zo’n levendig en enthousiast man te werken en het resultaat was er ook naar.
Bij de solisten spande uiteraard Michele Pertusi de kroon. Met gemak vertolkte hij met feilloze diepe basstem de dramatische aria’s van Attila. Bariton Giovanni Meoni zong met kracht de militante aria’s van Ezio. Giuseppe Gipali had het gepaste heldere en lichte tenortimbre voor Foresto. Enkel bij Makvala Aspanidze hebben we wat reserve: ze heeft zeker een mooi timbre en zingt met energie haar partij, maar vaak met tè veel energie. In de hoge regionen forceert ze lelijk haar stem, die dan luid en schel gaat klinken en de lyrische toon verliest. Volgens mij heeft het iets te maken met een foute techniek.
Een voorstelling die de toeschouwer als tevreden operabezoeker naar huis laat gaan. “Viva Verdi”, zoals zelfs in het publiek geroepen werd op het einde.