Musica Sacra is “een seculier festival over sacrale muziek” dat dit jaar onder het thema “Inkeer, ommekeer en bekering” een prachtig programma presenteert. Met dank aan Stijn Boeve als programmator en Hugo Haeghens als directeur. De uitvoering van de Kanon Pokajanen (Boete Psalmen of Boetekanon) door het Aquarius kamerkoor is een jaarlijkse traditie geworden. Vele goede redenen om de verre trip naar Maastricht te maken. En het was de moeite!
Situering
De kanon Pokajanen is een bijzonder werk dat goed past in het thema Inkeer, ommekeer en bekering. Arvo Pärt, een Est, bekeerde zich in de loop van de zeventiger jaren onder het juk van het communistische Sovjet regime tot de Russisch Orthodoxe kerk. Deze ommekeer in zijn leven ging tegen het regime (dat ook composities goed of afkeurde) in en ook tegen de mening van zijn landgenoten die niet begrepen waarom hij koos voor het geloof van de tsaar, de Russische bezetter voor de communisten. Ook op muzikaal vlak maakte Pärt een ommekeer, zocht en vond een heel eigen stijl. Een stijl puttend uit de oude polyfone en liturgische muziek maar gegrond in de atonale vernieuwing.
De schijnbare eenvoud van Arvo Pärt’s composities resulteren meestal in intieme reflecties van een bijzondere poëtische schoonheid. Pärt slaagt er in om telkens weer een spanning in zijn muziek te houden die de luisteraar weet mee te voeren. En soms, in zijn eigen tintinabulli-stijl, wringt zijn muziek even alsof hij op een pijnlijk plaats van de ziel tikt, zoals een dokter die precies weet waar het pijn kan doen.
Boetekanon
Dat is net zo bij de Kanon Pokajanen. Hoewel dit werk anders is, is het onmiskenbaar geschreven met de hand van de kunstenaar. De oude tekst werd op muziek gezet in opdracht van Kölnmuzik GmBh voor dirigent Tönu Kaljuste en het Estlands Philarmonisch Kamerkoor ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van de Dom van Keulen in 1998. Pärt zou er twee jaar aan gewerkt hebben. Interessant is de korte commentaar van Arov Pärt zelf in het programmaboekje op blz. 4.
Hieruit blijkt een intieme zoektocht naar een waarheid in de tekst (waarover hieronder meer). Pärt trachtte van de taal uit te gaan en wilde “het woord zijn eigen klank laten vinden.” De compositie was volgens hem “doordrongen van het specifieke karakter van het oude kerk-Slavisch”. Hij beweert verder dat de taalkeuze het karakter van het werk bepaalt: “men laat de taal de muziek creëren”. Dat is een interessante opmerking. Het hele werk is een schakering van verschillende muzikale delen die de verschillende hymnen volgen. Men hoort traditionele liturgische koorzangen weerspiegeld. Maar er is meer. Er is Arvo Pärt. De toehoorder ervaart hoe muziek onder de huid kan kruipen, de betekenis kan loslaten om dan een eigen zin te hervinden. Zoiets laat een luisteraar, die niets van het kerk-Slavisch begrijpt noch religieus hoeft te zijn, niet onberoerd.
De kanon Pokajanen (boete kanon) is een traditionele liturgische reeks hymnen (een kanon) uit 6de eeuwse kerk-Slavische geschriften. In de Russisch orthodoxe Kerk maakt het deel uit van een ochtendofficie gewijd aan de komst van Christus, de overgang van duisternis naar licht, van het oude naar het nieuwe testament. Het wordt meestal in de vasten uitgevoerd en verwijst naar de verrijzenis en dus naar de verlossing. De kanon van negen oden, verschillende smeekbeden en lofzangen (aan de Moeder Gods of Theotokos). Een tekstuele afwisseling met een regelmaat die in de compositie is terug te vinden. Het is afwisselend schuld belijden (van de arme zondaars die we zijn) en vragen om vergiffenis en sterkte. Tekstueel niet meteen mijn ‘cup-of-tea’ maar de idee van berouw en verlossing (bevrijding van schuldgevoelens of gewoon al wat meer zicht op het geknoei in het leven krijgen) is zeker universeler. In elk geval creëerde Pärt doorheen deze tekst de mogelijkheid om te reflecteren, rust te vinden maar ook om gegrepen te worden door de bijzondere muzikaliteit die Pärt zo typisch maakt.
Het concert in Maastricht
De aankondiging verleidde ons – ik was vergezeld van een muzikant – om naar ‘een inleiding’ over het werk te gaan in het Vrijthof, de zetel van Musica Sacra. Jammer genoeg bracht deze niet de verhoopte verheldering. Dr. S. Van Maas had het over spiritualiteit in de 20ste eeuwse muziek maar het korte discours bleef eerder cryptisch en eindigde bij de kosmische religiositeit van de sferische concerthal van Karlheinz Stockhausen (ontworpen voor de wereldtentoonstelling van 1970 in Osaka). We spoedden ons dan maar met de rest van het geduldige publiek naar de Sint Lambertuskerk.
Het programmaboekje daarentegen is een schoolvoorbeeld. Het is een mooi uitgegeven boekje dat op een heldere wijze zowel Pärt’s eigen compositiestijl als het betreffende werk, de Kanon Pokajanen, weet in te leiden. Arvo Pärt zelf komt ruim aan het woord wat een verhelderende inkijk geeft (zie hoger). Daarbij heeft men de moeite gedaan om een Nederlandse vertaling naast de Russische tekst (in het Latijnse schrift) af te drukken.
Het koor Aquarius is een Gents kamerkoor dat genoemd is naar de prachtige toneelcantate (opera) van Karel Goeyvaerts. Het koor – dat voorheen het Goeyvaerts consort heette kiest ervoor om de “kakelbonte” veelheid van actuele muziek te brengen. Met enthousiasme van de koorleider Marc Michael De Smet worden de werken uitgediept waardoor hun uitvoeringen doorgaans meer zijn dan een ‘esthetische’ belevenis. Dit was duidelijk hoorbaar in de uitvoering van de Kanon die één van hun repertoire stukken is. Wie meer wil weten verwijs ik graag naar hun website, waar ook een filmpje van een uitvoering van de Boete Kanon te zien is.
Het concert, de beleving
De uitvoering van de Kanon Pokajanen is ondertussen een traditie. Wat niet wil zeggen dat de uitvoering ervan routineus is geworden. Het blijft een huzarenstukje om twee uur lang boete doen… om twee uur lang het publiek te blijven boeien. Tenslotte staat of valt elke compositie met de uitvoering ervan.
In een cirkel onder de koepel van de neo-romaanse kerk, stonden de pupiter s in een grote cirkel. Voor elke pupiter, in een binnen cirkel, brandden kaarsen die de kerk schaars verlichtten. De zitjes stonden er kruisvormig omheen en geenenkel bleef onbezet. Het publiek zat letterlijk schouder aan schouder.
De eerste noten klonken van ergens achteraan. De eerste lettergrepen van de kanon vulden de kerk met sereniteit. Langzaam naderde het koor, elke zanger(-es) met een kaars in de handen. Langzaam sloot de cirkel zich. De toon was gezet. Een caleidoscoop van koorzangen volgden de canonieke indeling van het werk: golvend, traditioneel, intens, prevelend… Twee trio’s mooi gedoseerd in de lange compositie sierden het geheel. Het deed me denken aan de stralenkransen van de heiligen afgebeeld op een icoon, maar dan minder statisch, eerder borrelend als luchtbelletjes die zich losmaken van de rand van het glas en zich naar de oppervlakte haasten. Zo klonken ze ook. Majestueus, intens en heel erg Pärt was het deel met de zwevende noten waar eerst de mannen een bourdon aanhielden zodat de hoge stemmen konden zweven om dit dan om te keren. Dan hielden de hoge de toon en de lage stemmen zongen de intieme maar krachtige melodie.
Ongeveer elk half uur draaide het koor een stukje met de klok mee. Het gaf de stemmen even rust. Maar ook de luisteraar kon even ontsnappen aan de verwevenheid van luisteren en innerlijke bespiegelingen. Ongeveer in het midden van de uitvoering las de dirigent een stuk tekst voor over een stad (Jerusalem?) die gruwelijk gestraft werd en waar slechts blind gemaakte kinderen de gruwel konden overleven en deze dan bezongen. Welke zonden de stedelingen begingen werd niet verteld. Men kan zich een Sodom en Gomorra wel voorstellen en het hedonisme dat zo verleidelijk is, maar in zijn buitensporigheid altijd door die anderen wordt genoten.
En dan was er het einde, het gebed na de kanon dat eindigt met een ‘amen’ en nog één zoals alleen Pärt het kan schrijven. Krachtig gezongen: ‘het zij zo’.
Inkeer. Twee uur lang in de muziek en mezelf gekeerd. Hoewel, de muziek werd te boeiend en mooi werd gebracht om helemaal in mijn gedachten te kunnen verzinken. Ik heb geen boete moeten doen maar heb kunnen genieten, mijmeren ook. Toen de klanken weg stierven, bleef het even stil. Ommekeer: dan volgde een geweldig applaus, een staande ovatie. De ontlading bij het koor en bij het publiek was merkbaar. Een verdiende ovatie!
Bekeerd ben ik niet. Maar Aquarius slaagde er wel om er twee uur lang de spankracht in te houden. Het kerk-Russisch werd een klankentaal die op een of andere manier verstaanbaar werd. Zoiets meemaken doet iets met de mens. Dank je wel Aquarius, dank je wel Mark Michael De Smet en dank je wel Musica Sacra.