De meeste grote pianisten ‘op leeftijd’ hebben een indrukwekkende carrière achter de rug… Zo ook Anton Kuerti. Hij werd geboren in Wenen, anno 1938, groeide op in de Verenigde Staten maar woont al het grootste deel van zijn leven in Canada. Hij kreeg pianoles van niemand minder dan Arthur Loesser (1894-1969)…
De meeste grote pianisten ‘op leeftijd’ hebben een indrukwekkende carrière achter de rug… Zo ook Anton Kuerti. Hij werd geboren in Wenen, anno 1938, groeide op in de Verenigde Staten maar woont al het grootste deel van zijn leven in Canada. Hij kreeg pianoles van niemand minder dan Arthur Loesser (1894-1969) auteur van het befaamde boek Men Woman and Pianos – A Social History en van Mieczyslaw Horzowski (1892-1993) die één jaar voor zijn dood nog een cd liet opnemen met muziek van J.S. Bach, Schumann en Chopin.
Het aantal steden waar Anton Kuerti optrad, het aantal lauwerkransen die hij mocht ontvangen (Officier in de Orde van Canada) en een rist eredoctoraten is te lang om op te sommen. Kuerti is echter nog ‘maar’ 75 en dus wordt door menig pianolover met verlangen uitgekeken naar een optreden van hem.
In deSingel is hij te gast met een masterclass, een lecture-recital en een recital zonder woorden, tenzij de zeer erudiete en nooit van humor gespeende introductie door Jacques Van Deun.
Het programma is klassiek-met-uitbreiding-tot-romantiek: Mozart, Beethoven en Schubert.
Meteen bij de aanvang van het allegro maestoso, van de Sonate nr. 8 in a, KV 310, van Mozart (1756-1791) krijgen we een vreemd voorgevoel. Hoe verfijnd en subtiel Kuerti het andante cantabile con espressione brengt, hoe brutaal en veel te snel speelt hij het eerste deel. Het derde deel, presto, is dan weer mossel noch vis en zit vol slordigheden. We missen de galanterie van de Mozart uit deze periode (1777). De achtste sonate valt dan wel tussen de ‘beter gequoteerde’ zevende en negende, maar dat doet hier weinig terzake.
De Sonate in C, opus 53 – ‘Waldstein’ van Ludwig van Beethoven (1770-1827) dateert uit 1804 – praktisch een kwarteeuw later dan nr. 8 van Mozart. Dit is belangrijk om te weten omdat de pianoforte in die relatief korte tijdspanne zeer sterk geëvolueerd is. In zijn tweede periode schrijft Beethoven alleen nog voor pianisten die de moeilijkste dingen aankunnen en zijn muziek houdt rekening met de nieuwe mogelijkheden van de Erard die hij zich in 1803 besteld had. Die Waldsteinsonate, met vrije doorwerking van thema’s en dito modulaties van de toonsoort, zit boordevol opgespaarde (?) energie en vergt zeer veel van de uitvoerder. Kuerti gaat er bikkelhard tegenaan, maakt bij wijlen zeer mooi muziek maar laat ook hier steken vallen.
We zijn benieuwd naar wat hij doet met de flinke-boterham-van-een-sonate: die in Bes van Franz Schubert (1979-1828), tijdgenoot van Beethoven maar evenzeer, zo niet nog méér epigoon van de klassieke meesters en vooral protagonist van de latere ‘zware’ romantiek.
De befaamde Sonate nr. 23 in Bes, D 960, schreef Schubert een jaar voor zijn dood, in 1828, opnieuw een kwarteeuw later dan de Waldstein van Beethoven. Dit is het hoogtepunt en (jammer hoor ik u zeggen) het eindpunt van zijn piano-oeuvre. De tijdloze schoonheid, vooral in het andante, is allicht hét absolute toppunt van Schuberts muziek en nauwelijks met woorden te omschrijven. Hiermee bereikt hij ook – na jarenlang zwoegen – het niveau van zijn idool Beethoven.
Kuerti neemt ons mee langs de meanders van dit meesterwerk van Schubert: de onvergetelijke melodie, het somber geroffel, het irreële, het lugubere, de aankondiging van zijn eigen dood (?) maar zonder bitterheid… Doch de mayonaise pakt niet. Te veel foutjes, te veel slordigheden… elk afzonderlijk absoluut niet dramatisch, maar globaal een alles behalve gaaf beeld achterlatend. We hadden veel meer verwacht van deze grote mijnheer en minzame muzikant.