Opnieuw verrast de Opéra Royal de Wallonie ons met “une rareté absolue”, zoals het operahuis Alzira van Giuseppe Verdi aankondigt. Het is inderdaad een van de weinig bekende en zelden opgevoerde opera’s van het negentiende-eeuwse Italiaanse operarepertoire. Het is veelbetekenend dat precies met deze opera Giampaolo Bisanti zijn debuut maakt als nieuwe chef-dirigent van de Opéra Royal de Wallonie.
De opera dateert uit de beginperiode van Verdi, ook wel eens aangeduid als de “galeijaren” omdat hij zich afsloofde om de ene opera na de andere te schrijven. Hij vond het onderwerp bij Voltaire Alzire ou les Américains, die het drama schreef in 1736. Een toch wel verrassend onderwerp want het gaat over de confrontatie tussen de Inca’s in Peru en de Spaanse conquistadores in de zestiende eeuw. Het verwondert niet dat Verdi het gegeven aangrijpt om persoonlijke gebeurtenissen en emoties te verenigen met politieke en maatschappelijke, een kenmerk dat zowat zijn hele oeuvre doordringt. Voor het libretto kan hij samenwerken met een van de belangrijkste tekstschrijvers van het moment, Salvatore Cammarano, die ook al met Donizetti gewerkt had voor zijn successen Lucia di Lammermoor en Roberto Devereux. De opera werd gecreëerd in het San Carlotheater in Napels in augustus 1845. De ontvangst was nauwelijks positief te noemen.
Verdi heeft trouwens later zelf afstand genomen van Alzira, toen hij de opera bestempelde als “volslagen slecht”. Verdi is dan misschien wel te streng voor zichzelf, maar de opera heeft zeker nog niet de dramatische kracht van zijn later werk. Toch is het interessant er kennis mee te maken als stap in zijn evolutie. De productie van de Opéra Royal Wallonie is een coproductie met het Gran Theatro Nacional del Peru in Lima, waar ze in november 2018 kaderde in de viering van het tweehonderdjarig bestaan van de Republiek Peru. Een kleine tekstparenthese in het eerste bedrijf verwijst kort even naar de koloniale context.
Samenvatting
Het verhaal speelt zich af in Peru in het midden van de zestiende eeuw. Gusmano, de Spaanse gouverneur in Lima vraagt als bezegeling van de vrede tussen de Spanjaarden en de Inca’s de hand van Alzira. Maar zij heeft al haar liefde beloofd aan Zamoro. Men neemt aan dat Zamoro gestorven is door de folteringen van de Spanjaarden. De vader van Alzira dringt dan ook aan op het huwelijk met Gusmano om verdere vijandelijkheden te voorkomen. Zamoro daagt evenwel terug op. Het liefdevol weerzien wordt verstoord door de jaloerse Gusmano die Zamoro opnieuw gevangen laat nemen. Dat Zamoro bij vroegere opstanden van de Inca’s het leven van Gusmano’s vader gespaard heeft, kan hem niet vermurwen. Zamoro wordt ter dood veroordeeld. Na nieuwe opstanden van de Inca’s wordt Zamoro uiteindelijk vrijgelaten enkel op voorwaarde dat Alzira huwt met Gusmano. Op de dag van het huwelijk verschijnt Zamoro en steekt Gusmano neer. In zijn laatste ogenblikken vergeeft Gusmano zijn vijand Zamoro, zoals het een kristen betaamt en schenkt hem de hand van Alzira.
Weinig geïnspireerde regie
Dit gegeven van koloniale overheersing zou men in een hedendaagse regie mogelijk met een meer kritische aanpak kunnen voorstellen. De Peruviaanse regisseur Jean Pierre Gamarra laat zich daar duidelijk niet toe uitdagen en kiest voor een neutrale weergave van het verhaal met het accent vooral op de romantische passies. De confrontatie van de twee volkeren, de Spanjaarden en de Inca’s blijft beperkt tot de traditionele liefdesdriehoek van een vrouw met twee minnaars. Al behoort de ene tot de overheersers en de andere tot de onderdrukten, ze zijn vooral elkaars rivalen in de liefde. De karakters worden vrij statisch uitgebeeld in een decor dat in het eerste deel een illusie biedt van een landelijke vlakte, in het tweede bedrijf is het decor nog neutraler en biedt het plaats voor de viering van het huwelijk. De achtergrond is steeds een soort zwart kralengordijn. Alzira wordt uiteraard het mooist getekend als een fragiel en vooral puur wezen, eerst in haar witte jurk, nadien zwart gekleed, misschien teken van haar rouw en verdriet. De oude vader van Gusmano, Alvaro ziet er wat gekunsteld oud uit met aangeplakte baard en de mutsen van de Peruviaanse mannen komen wat belachelijk over, temeer dat de “couleur locale” voor het overige vermeden wordt, en misschien maar goed. De gouverneur Gusmano is vooral in groot ornaat als Spaanse overheerser bij zijn huwelijk. De ommekeer in zijn gedrag is natuurlijk in de opera geschreven, maar zijn letterlijke uitbeelding als “verlicht vorst”, die verrassend en deemoedig de christelijke deugd van vergeving toepast komt, zoals ze hier uitgebeeld is, toch wel erg overdreven en ongeloofwaardig over.
Muzikaal vroege Verdi
Aangezien het een opera uit de zogenoemde “galeijaren” van Verdi is, moest het componeren snel gaan. De opera beantwoordt nog aan de heel traditionele structuur van inleidend koor, recitatief, aria en cabaletta. De koren die een aanzienlijk aandeel hebben in de opera zijn knap vertolkt. De mannenkoren zijn hoofdzakelijk combattief en opzwepend, de vrouwenkoren die meestal commentaar geven bij de emoties van Alzira, lyrisch en teder. Leonardo Sini bespeelde accuraat zijn orkestapparaat. Reeds bij de ouverture krijgen we de juiste sfeer met de twee aspecten van de opera, het oorlogszuchtige, anderzijds het tedere en romantische. Piccolo en lage klarinet zorgden voor het exotische coloriet. De triomfantelijke momenten van de Spanjaarden leveren uiteraard de typische “hoempa”-muziek van de vroege Verdi, maar er zijn ook aangrijpende momenten, zowel bij het liefdeskoppel Alzira-Zamoro als bij de confrontatie van vader-dochter, als hij haar smeekt haar liefde op te offeren voor de vrede, waarbij we dan meteen een voorzichtige vooruitblik krijgen op de latere vader-dochter thematiek in Verdi’s meesterwerken. Sini dirigeerde voor het eerst in de Opéra Royal de Wallonie en stond in de orkestbak als vervanger van chef-dirigent Giampaolo Bisanti. Ook aan de zangers besteedde hij nauwkeurig aandacht. Francesca Dotto, zong vol charme met lichte sopraan en mooie fiorituren met juist getroffen hoge noten. Ze verpersoonlijkte het fragiele en verlangende meisje maar zong ook met vastberaden zekerheid de vrouw die vecht voor de liefde waarin ze gelooft. Een type vrouw dus, zoals ze ook later nog in het oeuvre van Verdi voorkomt. De tenorstem van Luciano Ganci zette vooral in op kracht en had in de liefdevolle momenten iets meer nuance mogen hebben. Maar van bij zijn eerste optreden is het duidelijk dat niets hem in de weg zal staan om zijn doel te bereiken. Bariton Giovanni Meoni was een overtuigende en dus weinig sympathieke Gusmano, en ook de kleinere partijen van de vaders waren correct bezet door Roger Joakim en Luca dall’Amico.
Geen topvoorstelling dus dit keer, maar toch lonen de onvervalste Verdiaanse melodieën het om ook die vroege werken eens live in een voorstelling te horen. Het publiek was er duidelijk ook blij mee.
WAT: Alzira (1845) — Giuseppe Verdi (1813-1901)
WIE: Jean Pierre Gamarra [enscenering & belichting], Leonardo Sini [dirigent]
ZANGERS: Francesca Dotto, Luciano Ganci, Giovanni Meoni, Roger Joakim, Luca dall’Amico, Orchestre, Choeurs de l’Opéra Royal de Wallonie
WAAR: ORW, Luik
WANNEER: zondag 27-11-2022 nog voorstellingen tot 3-12