“This Wednesday … come watch me break strings and things in Brussels with Alice Sara Ott at BOZAR.” Zo ver is het deze keer gelukkig niet gekomen. Maar geweldenaar én publiekslieveling Ray Chen bond met zijn ravissante tegenspeelster wel de strijd aan in Beethoven, om het nadien al dansend bij te leggen met de hulp van Grieg en Stravinski.
Het was voor aanvang van dit concert een meer dan legitieme gedachte. Wat zou het duo van vanavond om het lijf hebben? Want zowel Ray Chen als Alice Sara Ott laten zich ook in de wereld van de mode niet geheel onbetuigd. Hij wordt gekleed door Armani, zij ontwierp een reeks mix & match (reis)tassen voor het Duitse kwaliteitsmerk Jost. Een gemeenschappelijke interesse? Het kan de verstandhouding op het podium alleen maar ten goede komen … En deze late twintigers hebben nog wel meer met elkaar gemeen. Hun oosterse roots bijvoorbeeld. Chen is made in Taiwan, Ott heeft een Japanse mama. Of nog het feit dat ze beide bij een groot platenlabel onderdak zijn: de violist bij Decca Classics, de pianiste bij Deutsche Grammophon. Maar wat ze natuurlijk bovenal delen, is een welluidend muzikaal talent. Het grote publiek ontdekte dat van Chen tijdens de Koningin Elisabethwedstrijd in 2009. “Mijn overwinning […] gooide mijn leven volledig overhoop: in één dag onderging ik een transformatie van eenvoudig student naar internationaal erkende professional”, getuigt de strijker in het programmaboekje. Ott scoorde dan weer een grote hit met The Chopin Project, een samenwerking met de IJslandse componist en producent Ólafur Arnalds (Mercury Classics), en topte zo de klassieke muziekcharts van iTunes. Als veelgevraagd solist toeren ze allebei intensief de wereld rond. Voor deze gelegenheid dirigeerden de musici elkaar.
Eclatante tweestrijd
Elegant in het zwart en met ontblote rug betrad Ott de Henry Le Boeufzaal. Een tasje van eigen signatuur had de frêle jongedame niet bij zich. En ook het schoeisel bleef in de coulissen. In haar zog volgde een al even stijlvol ingepakte man in black. Vooral diens hemd zonder boord sprong in het oog. Net als zijn brede glimlach. Het duo gunde zichzelf geen studieronde, wel integendeel. Met Beethovens grensverleggende negende vioolsonate was het de bedoeling om meteen te pieken. En zo geschiedde ook. Rodolphe Kreutzer, de Franse violist aan wie dit werk bij publicatie werd opgedragen (1805), bestempelde de later naar hem genoemde sonate als onverstaanbaar. Maar Chen wist er overduidelijk wél raad mee. Met de hulp van zijn Stradivarius – een instrument dat aan niemand minder dan Joseph Joachim (1831-1907) heeft toebehoord – produceerde hij een opvallend grote en viriele toon waarmee het concertante karakter van diens partij bijzonder goed werd gediend. Ott beschikte met haar vleugel natuurlijk ook over serieus wat decibels, maar zette deze bedachtzamer in. Daardoor was het in de eerste beweging (Adagio sostenuto – Presto) soms opletten dat ze zich door de krachtpatserij van haar energieke tegenspeler niet nog verder naar het achterplan liet drummen. Toch greep ook de pianiste op de cruciale momenten stevig in de toetsen. Op die manier werd het slot van de (re)expositie een razende én modern klinkende climax van hameren, plukken en krijsen. “The opposite of war isn’t peace. It’s creation”, wist de Amerikaanse componist Jonathan Larson (1960-1996). En Beethoven reeds voor hem. In de daaropvolgende variatiereeks (Andante) werd het intimistische thema met merkwaardig veel vibrato geprojecteerd. Nagenoeg elke noot kreeg zijn deel. Meer genuanceerd was Otts speels geaccentueerde getrippel in de eerste variatie, indrukwekkend de lichtvoetige snelheid waarmee de tweede werd gestreken. En dus bood het hechte samenspel van de breedvoerige derde variatie een welgekomen verpozing, alvorens in de laatste twee variaties de meer fijnzinnige en gevoelvolle toer op te gaan. Even doorleefd klonk ten slotte de onstuimige finale (Presto), waarin het muzikantenpaar elkaar eens aanvuurde en dan weer zonder genade onder vuur nam. Zo kwamen ze samen als overwinnaar uit deze eclatante tweestrijd.
Warme rillingen
Is de bekendheid van het pianoconcerto van Grieg in Vlaanderen sinds kort een stukje groter geworden, dan blijven zijn andere werken maar al te vaak onderbelicht. Dat geldt zeker ook voor ’s mans drie vioolsonates, waarvan na de pauze de middelste werd gespeeld. Geschreven in de periode dat de Noorse componist zijn wittebroodsweken beleefde (1867), wordt dit werk ook weleens de ‘sonate van de dans’ genoemd, en dat is er zeker in de folkloristische hoekdelen ook duidelijk aan te horen. Na een ietwat misleidende aanhef (Lento doloroso), waarin Ott met haar subtiele toucher de in passie ontstoken Chen tot bedaren bracht, klaarde de hemel al snel op en ging het duo vol overgave met Griegs blijmoedige partituur aan de slag. In het Allegro vivace wisselden zwierig gearticuleerd gehuppel, gloedvol gefraseerd verlangen en intiemere passages elkaar af. Te allen tijde bleven viool en piano nauwgezet op elkaar betrokken. Aanstekelijke speelvreugde was van het gezicht van de extraverte Chen af te lezen. De sierlijk gezongen openingsmaten van het Allegretto tranquillo evolueerden algauw van zorgeloos dromerig naar uiterst bevlogen: een exemplarische dynamische opbouw die zijn effect niet miste en nog het best als warme rillingen kan omschreven worden. Ook de laatste beweging kent een grillig verloop (Allegro animato). Het publiek wordt bruusk van het ene in het andere uiterste gekatapulteerd. De uitvoerders zetten deze stemmingswissels overtuigend in de verf en drukten er hun persoonlijke stempel op. Ze versnelden, hielden even in of stolen hier en daar bewust wat tijd om de muziek zo gezwind, levendig of verstild mogelijk te maken. Resultaat? Een beklijvend orgelpunt.
Ook het laatste stuk van deze avond had een uitgesproken dansant temperament. Stravinski’s divertimento voor viool en piano (1932) is immers niet alleen een hommage aan zijn overleden collega Tsjaikovski, en op die manier schatplichtig aan thema’s uit diens pianowerken, maar bovendien gebaseerd op balletmuziek van eigen hand. Minder groots en baanbrekend dan L’oiseau de feu (1910), Petrouchka (1911) of Le sacre du printemps (1913), maar met eenzelfde ongetemde ritmiek, draagt deze transcriptie van Le baiser de la fée (1928) toch ondubbelzinnig Stravinski’s stempel. (U kan het wispelturige werk hieronder integraal beluisteren in een versie met Vadim Repin en Itamar Golan.) Bewonderenswaardig was het hoe schijnbaar makkelijk Chen en Ott de switch naar dit hoogst onvoorspelbare idioom maakten. Alsof Adele plots moet beginnen rappen: ook dat ligt allesbehalve voor de hand en een succesvolle afloop is niet gegarandeerd. En toch gingen de ritmische kronkels van deze vermakelijke vierakter het duo bijzonder goed af. De inleidende Sinfonia kreeg op de meest intense momenten ware Hitchcock-allures, en op de even kleurrijke als groteske Danses suisses kon er door de spitse intonatie zowaar geheadbangd worden. Na een solide getimed Scherzo volgde nog een zowel innig als gracieus Pas de deux met een heerlijk flamboyante coda. In tegenstelling tot zijn laatste doortocht in Brussel knapte Chen deze keer geen snaar. Maar de felheid waarmee er werd gemusiceerd, was er daarom niet minder om, ook al eindigde het concert met een vleugje Debussy als lichthartig toemaatje.
Ook in 2018 kan u Ray Chen en Alice Sara Ott in ons land aan het werk horen. Chen, aan wie BOZAR dit seizoen een heus portret wijdt, komt in het voorjaar nog drie keer in de Henry Le Boeufzaal langs, en dit zowel solistisch (weekend van 2 tot 4 maart) als in kamermuziekverband (zondag 22 april). Ott kan u op zaterdag 19 mei samen met het Antwerp Symphony Orchestra in de Koningin Elisabethzaal gaan beluisteren.
- WAT: Ludwig Van Beethoven (1770-1827) – Sonate voor viool en piano nr. 9 in A “Kreutzer” (opus 47) | Edvard Grieg (1843-1907) – Sonate voor viool en piano nr. 2 in G (opus 13) | Igor Stravinski (1882-1971) – Divertimento voor viool en piano (Le baiser de la fée)
- WIE: Ray Chen (viool) & Alice Sara Ott (piano)
- WAAR: Henry Le Boeufzaal, BOZAR, Brussel
- WANNEER: woensdag 20 december 2017
- CREDIT FOTO’S: © Sophie Zhai & Jonas Becker | Klassiek Centraal