***** Ondanks de eeuwenoude geschiedenis van de trompet – in 2000 voor Christus was er al sprake van de trompetten van Toetanchamon – is de trompetliteratuur bepaald niet echt rijk, in verhouding tot het globale solorepertoire.
***** Ondanks de eeuwenoude geschiedenis van de trompet – in 2000 voor Christus was er al sprake van de trompetten van Toetanchamon – is de trompetliteratuur bepaald niet echt rijk, in verhouding tot het globale solorepertoire.
Dat heeft allicht met twee dingen te maken. Ten eerste de ‘militaire achtergrond’. Luid trompetgeschetter werd gebruikt om de soldaten uit hun bed te toeteren en om het aanvalssignaal te geven… Ten tweede heeft het vrij lang geduurd eer de trompet technisch voldoende ontwikkeld was om op een correcte manier volledige toonladders (inclusief halve tonen) te kunnen spelen. Anton Weidinger bouwde rond 1792 een instrument met 5 kleppen, dat aanleiding gaf tot twee beroemde trompetconcerto’s: dat van Haydn, gecomponeerd in 1796, en dat van Hummel, uit 1803.
In de barok (o.a. J.S. Bach) had het instrument nochtans een grote bloei gekend, maar daarna was het solorepertoire voor trompet als het ware op sterven na dood. Het was wachten tot Heinrich Stölzel in 1815 het systeem met kleppen perfectioneerde, op trompet en op andere koperblaasinstrumenten, om die instrumenten een volwaardige plaats te geven in het symfonieorkest.
Daar zou verandering in komen met de opening van de vijfde symfonie van Mahler, de partituren van Stravinsky, Skrjabin en Sjostakovitsj tot en met – dicht bij huis – die van Paul McCartney in Penny Lane! Desondanks blijven de concerto’s voor trompet en orkest zeldzame pareltjes door heel de 20e eeuw.
Muziek uit de buik
Er bestaat geen Koningin Elisabethwedstrijd voor trompet, maar in Engeland bijvoorbeeld geeft de competitie Young Musician of the Year wel ruime aandacht aan de blaasinstrumenten in het algemeen. Die moeten dan wel slechts één noot ineens spelen (met uitzondering van zeldzame, want zeer moeilijk te produceren dubbelklanken) maar elke noot moet wel ‘gemaakt’ worden. Een subtiel coördineren van de mond (lippen en tong), met ademhaling én met vingerzetting op het instrument maakt een en ander moeilijker dan op het eerste gezicht lijkt. Maar groot is de beloning als men een wondermooie klank als het ware van uit de buik ten gehore kan brengen.
Alison Balsom (° 1978) was amper tien jaar oud toen ze koos voor de trompet, nadat ze voor het eerst de Zweedse trompettist Håkan Hardenberger had horen spelen. Ze studeerde aan de Guildhall School of Music en later aan het Conservatoire National van Parijs onder… Hardenberger zelf. Ze is intussen een van de meest gewaardeerde jonge musici ter wereld, werd recent nog gelauwerd als Female Artist of the Year 2011, en treedt op met de meest befaamde orkesten en dirigenten.
Dat speciaal voor haar werk gecomponeerd zou worden, kon niet langer uitblijven. James MacMillan (° 1959) droeg zijn concertino voor trompet “Seraph” aan haar op. Seraf of serafijn betekent hemels wezen of engel van de hoogste rang die in de nabijheid van God lofliederen zingt… maar ook gelinkt wordt aan de trompet/bazuin. Het werk is geen traditioneel concerto maar een schitterend, origineel werk van pakweg 15 minuten met boven elkaar liggende lagen harmonieën. De ondertitel ‘concertino’ is een diminutief die het werk geen eer aan doet.
“Michi” (paden) van Toru Takemitsu (1930-1996) is een hommage aan Witold Lutoslawski en doet in bepaalde passages met demper denken aan de stijl van Miles Davis. Het is een ontroerend stuk dat eindigt op een hoge C# op een C-trompet. Dixit Alison Balsom: “Michi is een wandeling door een Japanse tuin en biedt een grote variatie aan perspectieven die subtiel in de muziek weergegeven worden.”
Het Trompetconcerto van de Armeense componist Alexander Arutiunian (°1920) – in een aantrekkelijke muzikale taal met flarden Armeense volksmuziek – behoort tot het vaste repertoire van elke trompettist. Het is romantisch, zit boordevol prachtige melodieën en is bijgevolg een lust voor het oor.
Afgerond wordt met het Trompetconcerto van Bernd Alois Zimmermann (1918-1970), gebaseerd op de negrospiritual “Nobody knows the trouble I see”. Maar als introductie op dit belangrijke werk voor trompet speelt Alison Balsom haar eigen solo-arrangement van diezelfde spiritual. Hier horen we hoe met een relatief beperkt aantal noten de mooiste muziek gemaakt kan worden. Het is ook een pleidooi om de scheidingswanden tussen ‘klassiek’ en ‘jazz’ te slopen. Ik spreek in dit verband liever over ‘kunstmuziek’ (in tegenstelling tot wat we praktisch overal dagelijks door de strot gepropt krijgen en waardoor onze lever inderdaad gaat zwellen).
Zimmermann was inderdaad een van de pioniers, zijn tijd ver vooruit, om met humor (vaak een ideaal glijmiddel) zowel duistere, absurde, melodische én improvisatorische elementen te mengen tot muziek die doordringt tot op het bot. “Very physical”, vertelt Balsom erbij.