Does classical music have to be entirely serious? Het antwoord van pianolegende Alfred Brendel (°1931) op de provocatieve vraag uit de titel van diens lezing in BOZAR op 29 januari 2012 ligt enigszins voor de hand: een volmondig neen.
Does classical music have to be entirely serious? Het antwoord van pianolegende Alfred Brendel (°1931) op de provocatieve vraag uit de titel van diens lezing in BOZAR op 29 januari 2012 ligt enigszins voor de hand: een volmondig neen. Nochtans wordt klassieke muziek door heel veel mensen als een ernstige bedoening weggezet. Niet in het minst bij jongeren geldt kunstmuziek als saai want al te serieus. In de concertzaal is er doorgaans maar bitter weinig ruimte voor een humoristische kwinkslag. En, toegegeven, het klassieke repertoire bulkt van de hoogdravende composities die allesbehalve bedoeld zijn om op de lachspieren te werken. Het heeft ook weinig zin om te ontkennen dat de klassieke muziek zijn eigenheid in belangrijke mate ontleent aan de tijdloze thema's waardoor zij geïnspireerd is en waaraan zij zo dikwijls uitdrukking geeft: liefde, lijden, de dood. Opbeurend, laat staan komisch, is dat alles natuurlijk niet, wel integendeel. Een bekende uitspraak die aan de Oostenrijkse componist Franz Schubert (1797-1828) wordt toegeschreven, vat de overheersende indruk kernachtig samen: “Kennen Sie eine lustige Musik? Ich nicht”. En daarmee is de kous af. Of toch niet?
Als het van Alfred Brendel afhangt, is deze voorstelling inderdaad veel te simplistisch. Moeten we de man eigenlijk nog introduceren? De minzame Oostenrijker met de karakteristieke zware bril mag in 2008 dan wel definitief een punt gezet hebben achter zijn indrukwekkende carrière, hij is en blijft een van de meest befaamde concertpianisten uit de tweede helft van de 20ste eeuw en werd recent (en geheel terecht) opgenomen in de shortlist voor de Gramophone Hall of Fame. Deze lijst van uitvoerders, genoemd naar het gelijknamige muziektijdschrift, die met hun alom gewaardeerde opnames (in het geval van Brendel bijna uitsluitend voor het label Philips Classics Records) een belangrijke bijdrage leverden aan de muziekindustrie, wordt samengesteld naar aanleiding van de 90ste verjaardag, in april 2013, van dit legendarische maandblad. Minder bekend is dat Brendel ook de auteur is van een aantal fel gesmaakte essays en boeken waarin hij zijn waardevolle ideeën over componisten, composities en interpretaties uiteenzet. En ook in de voordrachten die deze autodidact vandaag nog in heel Europa geeft, belijdt hij met vuur zijn liefde voor de muziek. Overpeinzingen en biografische citaten worden daarbij uiteraard kracht bijgezet vanachter de piano.
Met zijn lezing toonde Brendel overtuigend aan dat er in de wereld van de klassieke muziek wel degelijk gelachen en gegniffeld mag en kan worden, niettegenstaande sommige filosofen, critici en musici deze mogelijkheid in vraag hebben gesteld. Voor de duidelijkheid: onze 81-jarige solist heeft het uitsluitend over absolute muziek, zonder woord, dans, theater of een buitenmuzikaal programma. Aan de hand van talrijke muzikale voorbeelden, ontleent aan de pianostukken van Joseph Haydn (1732-1809) en Ludwig Van Beethoven (1770-1827), illustreert hij met verve dat spot een essentiële drijvende kracht is achter de muziek. Sommige benamingen zijn daarbij enigszins misleidend. Mozarts Ein Musikalischer Spass (KV 522) is een cataloog van muzikale blunders en foute noten die het wonderkind componeerde bij wijze van verstrooiing na de dood van zijn vader, terwijl sommige van de romantische Humoresques (van Schumann en Dvořák) volgens de spreker berucht zijn voor hun flauw karakter. Brendel gaat dieper in op de dubbele bodems in de muziek en de ambigue banden tussen het grote repertoire en humor. Die wordt in het bijzonder in de Weense klassiek geëvoceerd door de luisteraar op uiteenlopende manieren beet te nemen, bijvoorbeeld door in te gaan tegen het verwachtingspatroon van de toehoorders (zoals in de cadenza van Beethovens eerste pianoconcerto) of zeer bewust te zondigen tegen de regels van de tonaliteit door het spelen van verkeerde akkoorden (zoals in Haydns sonate in C). Andere veelgebruikte technieken zijn een stoutmoedige staccato articulatie, het herhalen van muzikale idee-fixen of misplaatste accenten. En passant merkt de spreker ook op dat werken met een amusant karakter bijna altijd in een majeure toonaard staan.
Humor in de klassieke muziek houdt Alfred Brendel al meerdere decennia bezig. Sinds 1984, het jaar waarin hij aan de universiteit van Cambridge voor het eerst een lezing gaf over het thema, heeft hij zijn stelling steeds verder proberen te verfijnen. De voorlopige conclusie luidt alvast dat het komische ook en vooral in de absolute muziek serieus genomen moet worden. Humor is immers “the sublime in reverse”, zo citeert de meesterpianist een van zijn geliefde aforismen van de Duitse novellist Jean Paul (1763-1825). En het is in dat sublieme dat een belangrijk deel van de diepste zeggingskracht van menig muziekstuk schuilgaat. Voor alle pianisten die aan dit essentiële inzicht voorbijgaan heeft Brendel één advies: u wordt beter organist. Waarna het publiek in de Henry Le Boeufzaal in lachen uitbarstte.