**** De meeste melomanen komen slechts laat in hun muziekminnend leven tot het beluisteren van kamermuziek. Dat is vreemd omdat musiceren (naast iemand die zichzelf begeleidt op een instrument) met twee, drie, vier… tot een relatief kleine groep vrienden, familieleden, gelijkgestemden (!) omzeggens aan de basis ligt van de muziek. Er is natuurlijk de kerkmuziek waar al eens met z’n allen meegezongen werd, maar tot inclusief Ludwig van Beethoven (1770-1827) en zelfs nog iets later waren zelfs ‘grote’ orkesten relatief… klein. Anderzijds wordt men als jonge melomaan graag overdonderd door het geweld van een Tsjaikovski (Ouverture 1812), Mahler (Symfonie der 1000) of Verdi (Requiem). Vandaar…
**** De meeste melomanen komen slechts laat in hun muziekminnend leven tot het beluisteren van kamermuziek. Dat is vreemd omdat musiceren (naast iemand die zichzelf begeleidt op een instrument) met twee, drie, vier… tot een relatief kleine groep vrienden, familieleden, gelijkgestemden (!) omzeggens aan de basis ligt van de muziek. Er is natuurlijk de kerkmuziek waar al eens met z’n allen meegezongen werd, maar tot inclusief Ludwig van Beethoven (1770-1827) en zelfs nog iets later waren zelfs ‘grote’ orkesten relatief… klein. Anderzijds wordt men als jonge melomaan graag overdonderd door het geweld van een Tsjaikovski (Ouverture 1812), Mahler (Symfonie der 1000) of Verdi (Requiem). Vandaar…
Dit alles om u ertoe te bewegen geregeld naar kamermuziek te luisteren, naar een strijkkwartet bijvoorbeeld, dat beschouwd kan worden als de oervorm van elk meerstemmig werk (voor grotere bezetting). Joseph Haydn (1732-1809) was hierin hét voorbeeld voor praktisch elke componist na hem.
Onbekend, onbemind?
Waarom Alexander Borodin (1838-1887), buiten zijn opera Prins Igor en zijn Derde Symfonie, vrijwel onbekend is bij het grote publiek wordt gauw duidelijk. Hij stierf vrij jong – zoals wel meer zeer beroemd geworden componisten – en schreef amper een vijftigtal werken. Hij was namelijk in de eerste plaats professor scheikunde en kreeg in Rusland wel een standbeeld als wetenschapper, maar niet als componist.
Zelf had hij het er lastig mee “tegelijk Glinka en Stupishin” – kunstenaar en wetenschapper – te zijn. Toch groeide hij, samen met Moessorgski, Rimski-Korsakov, Cui en Balakirev uit tot dat Machtige Hoopje dat (met uitzondering van Balakirev) ondanks een gebrekkige muzikale basisvorming, de vijf grote Russische nationalistische componisten leverde.
Dubbeltje
Zoals zijn collega’s schreef Borodin muziek met Germaanse (lees: Duitse) associaties. Zijn Strijkkwartet nr. 1 in A was aanvankelijk een groot succes maar Borodin maakte de “fout” door later een tweede te schrijven dat precies de juiste ingrediënten had (o.a. qua schriftuur en lyriek) om een wereldhit te worden en… het eerste kwartet in de vergeethoek te duwen. Hoe een dubbeltje rollen kan. Het eerste deel van het Strijkkwartet nr. 2 in D is een en al lyriek en klinkt meteen vertrouwd in de oren. Dat betekent niet dat de andere delen – en evenmin het volledige eerste kwartet – minderwaardig zouden zijn. Ik verraad hier niet de “geheimen” van deze muziek en zal ook het genot niet verpesten van een eerste eye-opening (of in dit geval ear-opening) beluistering. Borodin vertelde aan al wie het horen wou dat hij de mosterd voor zijn eerste strijkkwartet was gaan halen bij Ludwig van Beethoven, in diens Kwartet in Bes (opus 130).
Fitzwilliam String Quartet
Bij ons omzeggens onbekend, heeft het Fitzwilliam String Quartet bij insiders (in het bijzonder in Groot-Brittannië) ruim zijn strepen verdiend. Als studenten in Cambridge vonden ze elkaar al in 1968 en toen ze in 1971 afstudeerden werden ze meteen het Quartet in Residence van het Music Department aan de universiteit van York, als opvolgers van het Amadeus Quartet (een referentie die kan tellen). Ze geraakten helemaal “in the picture” met hun vertolking van de iconische strijkkwartetten van Dmitri Sjostakovitsj. Ze werden zelfs “echte vrienden” van de componist (zijn eigen woorden) en kregen de eer zijn dertiende kwartet voor het eerst te mogen uitvoeren op Britse bodem. Na de dood van Sjostakovitsj (1975) wist niemand minder dan Benjamin Britten te vertellen dat Sjostakovitsj hen “de beste uitvoerders van zijn kwartetten” vond. Ik hoor hen bijzonder graag in beide kwartetten van Borodin: een cd die zo ongeveer meteen voor het grijpen blijft liggen telkens als ik eens platgetreden paden wil verlaten…