***** Kan het dat een uitvoering dermate verschilt van alle andere dat we ons vragen kunnen stellen omtrent de betekenis en bedoeling van de ons zo vertrouwde relatie authenticiteit-interpretatie? Het antwoord is overduidelijk, ja.
***** Kan het dat een uitvoering dermate verschilt van alle andere dat we ons vragen kunnen stellen omtrent de betekenis en bedoeling van de ons zo vertrouwde relatie authenticiteit-interpretatie? Het antwoord is overduidelijk, ja. Maar dan spelen andere parameters. Letterlijk en figuurlijk. Zeker wanneer het Jos van Immerseel betreft. En zeker wanneer hij Poulenc speelt.
Laat ons meteen beginnen bij het begin. Van Poulencs Dubbelconcerto en Clavecimbelconcerto zijn ondertussen verschillende prachtige opnamen.
Bvb. van Poulencs « Landelijk Concert » is er onze eigenste, Brusselse Aimée Van De Wiele (1907-1991), (leerlinge van Wanda Landowska) en het Orchestre de la société des concerts du conservatoire o.l.v. Pierre Dervaux (EMI Music), er is de legendarische Robert Veyron-Lacroix en het Orchestre national de l'ORTF o.l.v. Jean Martinon (Erato, 1970) , Pascal Rogé en het Orchestre national de France o.l.v. Charles Dutoit (Decca Records), Trevor Pinnock met het B.S.O. o.l.v. Seiji Ozawa (Deutsche Grammophon), de Amerikaanse Maggie Cole en de City of London Sinfonia o.l.v. Richard Hickox (Virgin Classics), de Poolse Elisabeth Chojnacka (leerlinge van onze eigenste Aimée) en het Orchestre national de Lille o.l.v. Jean-Claude Casadesus (Naxos), en zelfs een heus curiosum : Emil Gilels piano i.p.v. klavecimbel, met het Filharmonisch Orkest van Moskou o.l.v. Kirill Kondrachine, (1962). Eens proberen.
Met geen van deze heeft de utvoering/opname van Jos iets te maken. Zijn benadering, zijn klank en zijn interpretatie zijn uniek en is met geen andere te vergelijken. Het is een sonore wereld op zich die aanpassing vraagt van een luisteraar die boven genoemde uitvoeringen gewoon is, en dat zijn we allemaal. Vraag is, wat moeten we aanpassen? Jos speelt en dirigeert tegelijk, heeft waarschijnlijk ook de werken gekozen en schrijft zelfs de tekst van het bijbehorend boekje. Hij is weliswaar zoals u wellicht weet, niet aan zijn proefstuk toe. 2003: een cd met werk voor twee piano’s van Saint-Saëns en Poulenc (op Erards uit 1904 & 1897), 2006: een cd met twee suiten voor twee piano's en zes stukken op.11 voor vierhandig-piano van Rachmaninow op Erards uit 1897 & 1905, voor alle duidelijkheid, Claire is uit 1969 en Jos uit 1945, en ondertussen heeft Jos zich gebogen over composities van zowel Rimsky-Korsakow (toch wel, Shéhérazade), Liszt, Berlioz als Ravel. Ik bedoel maar, al geruime tijd niet langer uitsluitend de “Oude Meesters”. Van Ravel heeft hij trouwens een schitterende uitvoering/opname van o.a. Bolero en La Valse. Een aanrader. Betreffende de keuze van de werken op de laatste Poulenc-cd vraag ik mij echter iets af.
Waarom niet het Dubbelconcerto gecombineerd met Poulencs Aubade en zijn solo-pianoconcerto? Dan hadden we de drie werken voor piano & orkest van Poulenc op één cd. De Suite had op een andere cd gekund, samen met Poulencs Sinfonietta en zijn Animaux modèles. Overigens, dat de namen van de dames – solisten niet vermeld staan op de voorkaft is onvergeeflijk. De naam Jos van Immerseel prijkt daarentegen in volle glorie.
Jos dirigeert een kleine bezetting (met bvb. 2 x 8 violen en 4 contrabassen). Terecht en heel correct voor het Clavecimbelconcerto. Maar zo ook voor het Dubbelconcerto? Groot verschil met de andere dirigenten. Soliste in het Concert Champêtre is de mooie, blonde, Tsjechische Kateřina Chroboková, eigenlijk een organiste, die in 2007 in Brugge met Jos, een schitterende opname maakte van het Klavecimbelconcerto van Martinus. Binnen de sonore wereld van de authentieke of historische uitvoeringspraktijk beschouwd, niets dan lof voor deze uitvoering van Boelens Concert schampere. Stel U emotioneel gereserveerd en terughoudend op, en U vergeet de innemendheid, tederheid, beminnelijkheid en warmte van de andere bestaande opnamen. Kwestie van aanpassing dus.
Op de tweede tel van de tweede maat van het openingsthema van de wondermooie tweede beweging Andante: Mouvement de Sicilienne, speelt Jos een andere noot en laat hij een paar maten verderop een noot weg. Opvallend maar laten we ons aanpassen. ’t Zal een reden hebben, maar dan alleen voor Jos en niet voor Dervaux, Martinon, Dutoit en alle andere dirigenten. Merkwaardig. De klank van het Andante, een elegante Sicilienne, is daarenboven bij Jos en Kateřina wel heel erg (neo-) barok. In die mate zelfs dat je zou denken dat Rousseau zelve hier klavecimbel speelt of dat Louis XIV in zijn tuin, Giorgione’s gelijknamig schilderij ligt te bewonderen.
De totaal alleenstaande, persoonlijke interpretatie van Poulenc door Jos op historische instrumenten, met o.a. strijkinstrumenten met darmsnaren zonder vibrato, zou ons op den duur de uitvoeringen van Denise Duval, Régine Crespin, onze onlangs betreurde Rita Gorr, Régine Crespin, of Jeanne Moreau die Babar reciteert, om voor de gelegenheid ook eens de grote vocale uitvoerders van Poulenc te citeren, doen vergeten. Poulenc was immers een belangrijk componist van Mélodies. Hij schreef er zo maar eventjes om en bij de tweehonderd. Apollinaire, Louise de Vilmorin, Max Jacob, Cocteau, Paul Éluard, Aragon, weet U wel.
Daarnaast is de keuze van het soort klavecimbel subjectief musicologisch bepaald en doet dus vragen rijzen omtrent die keuze. Waarom niet op een Hass-klavecimbel zoals bvb. Trevor Pinnock in 1971 deed? Of het « Grand Modèle de Concert » van Pleyel? Ter vergelijking, Jean-Patrice Brosse (° 1950), Le Claveciniste des Lumières, heeft het concerto opgenomen op een Clavecin Pleyel uit 1930. De kopie van Jobin uit 1983 van een Goujon-clavecimbel uit 1749, klinkt uit de vingers van Kateřina heel fijntjes, maar kan soms te weinig optornen tegen de blazers van Jos. Misschien ligt het aan de opname.
Dit zijn Poulencs aanduidingen bij de drie bewegingen: 1.Allegro molto – Adagio – Allegro molto, 2.Andante: Mouvement de Sicilienne, 3.Finale: Presto très gai. Poulenc bedoelde met dit laatste waarschijnlijk zeer gay.
Jos laat het een en ander weg en het lijkt er wel op dat datgene wat hij weglaat opvalt bij de beluistering. Doe gerust de proef. Voor de rest, een en al streling voor het oor. Maar eerder voor het oor dan voor het hart. Meer Descartes-Diderot dan wel Rousseau-Watteau.
Poulencs Suite Française uit 1935 klinkt daarentegen uitgesproken oorspronkelijk. De Branles van Claude Gervaise uit 1550-57 zijn Jos op het lijf geschreven. Geen strijkers, alleen blazers en percussie. Met dank aan Koen (jawel, Plaetinck, de marimba-man), Wim en Barry. Heerlijk. Transparante, frisse, heldere en accurate blazers. Alle noten duidelijk hoorbaar en volgbaar in de juiste dynamische verhoudingen. Zeer verfijnd. Magnifiek. Af.
Bij Poulencs Dubbelconcerto denken we normaal meteen aan Jacques Février die het werk met Poulenc in première speelde. En daarna denken we meteen aan onze Cannois Gabriel Tacchino (° 1934), de leerling van Jacques. Bij Jos wisselen magische, bedwelmende momenten, bvb. de finale van de eerste beweging, af met heftige gedrevenheid en ingehouden dichterlijkheid.
Naast de pianoconcerti van Mozart, Liszt en Ravel was de Partita van Igor Markevitch (1912-1983) voor piano en kamerorkest uit 1931, Poulencs belangrijkste inspiratiebron. Wordt zelden vermeld. Bij deze. Dat de uitvoering aan de twee piano’s door Claire en Jos technisch perfect is hoef ik U niet te zeggen. Claire en Jos spelen, er is geen dirigent, tenzij occasioneel Jos. Daarenboven is het interessant om de klank van die eerder bejaarde maar gerestaureerde, parallelsnarige Erards te beluisteren. Dit in combinatie met alle aandacht voor geprononceerd percussie en blazers die onderling goed te onderscheiden zijn, maakt de uitvoering verrassend anders.
Opvallend is dat Jos enkele andere belangrijke opnamen en uitvoeringen vermeldt in de tekst van het bijbehorend boekje, maar niet spreekt over de Belg Désiré Defauw (1885-1960), een Gentenaar trouwens, die het Dubbelconcerto in 1932 in Venetië in première dirigeerde. Ook vermeldt hij dat hij voor zijn tekst putte uit de boeken van Machart en Chimènes. Sidney Buckland vergat hij te vermelden. Het vermelden van die bronnen is eerlijk. Er zijn ondertussen, sedert 1964 en 2009, ongeveer 15 boeken verschenen over Poulenc. In het Frans, het Duits en in het Engels en jawel, zelfs eentje in het Nederlands, nl van de hand van de arts en VPRO-man Erik Fokke (° 1950), “Francis Poulenc, monnik en kwajongen”, SUN, 2007.
En vergeten we Robert Aldrich en Gary Wotherspoon niet met hun aanstekelijk “Who's Who in Contemporary Gay & Lesbian History: From World War II to the Present Day” en Mario Champagne, lid van de “Gay and Lesbian Studies Group of the American Musicological Society”. Het Concert champêtre is immers voor de lesbische Wanda Landowska gecomponeerd en is door Poulenc opgedragen aan zijn (eerste) homosexuele vriend, de schilder (peintre sur tissu wel te verstaan) en decorateur Richard Chanlaire, die o.a. werkte voor Balmain en Dior en met o.a. Modigliani tot de kunstenaarsgroep van Tourettes sur loup in de Alpes-Maritimes (Provence-Alpes-Côte d'Azur, nabij Grasse) behoorde. Bezoek er het pension "les Belles Terrasses", een ancien hôtel aan de place de la Mairie en bekijk de film Les Visiteurs du soir van Marcel Carné met de chansons, Démons et merveilles en Le tendre et dangereux visage de l'amour van Joseph Kosma, leerling van Béla Bartok, en u komt in de juiste sfeer.
In welk gezelschap bevindt Jos zich nu met zijn opname van Poulencs Klavecimbelconcerto? Even kort. Wel, bvb. in het gezelschap van Robert Veyron-Lacroix (1922 -1991), Bach met Paillard, weet u nog ? Robert was oorspronkelijk een pianist maar die in 1943 het klavecimbel ontdekte en vervolgens het Ensemble Baroque de Paris oprichtte. Hij vormde een duo met de wereldberoemde fluitist Jean-Pierre Rampal (1922-2000), die Poulenc in Cannes tussen december 1956 en maart 1957, adviseerde bij het componeren van zijn Sonate voor fluit en piano. Robert studeerde bij de pianist en componist Yves Nat (1890-1956), die ooit werd aangemoedigd door Fauré en Saint-Saëns. Robert werd als docent klavecimbel in Parijs, opgevolgd door Kenneth Gilbert, bij wie John (-William Byrd-) Whitelaw (weet u nog in 1971, in Brugge?) en jawel, onze Jos, klavecimbel leerden spelen. Leerlingen van R.V.L. waren Michèle Delfosse, Brigitte Haudebourg, Aline Zylberajch, Alain Louvier, Jean-Patrice Brosse, Joël Pontet en Richard Siegel, de zogenaamde Erato-klavecinisten.
Jos bevindt zich nu voortaan ook in het gezelschap van Marcelle De Lacour, van piano naar harp en vervolgens naar klavecimbel, leerlinge van Wanda (herinnert u op de radio haar « Tournois du royaume de la musique »), voor wie Martinu in 1935 overigens zijn klavecimbelconcerto heeft gecomponeerd, Laurence Boulay, Elisabeth Chojnacka, Zuzana Růžičková, Huguette Dreyfus (lerares van Christophe Rousset), Anne-Marie Beckensteiner, Ruggero Gerlin (één van de leraars van K.Gilbert) of Luciano Sgrizzi (naast door klavecimbel, bezeten door treinen), en last but not least, van onze betreurde Scott Ross die orchideeën, mineralen en paddenstoelen verzamelde i.p.v. oude piano’s.
Aan u de keuze. Als de klank van deze cd u raakt, mag ze niet ontbreken in uw collectie. Als u houdt van de speelwijzen op deze cd, dan is deze cd voor u een must. Als u zweert bij de oude(re) opnamen, dan nog kunt u voortaan niet om deze cd heen. Dan moet u ze beschouwen als een nieuw ontdekte planeet aan het firmament der Originals. Enig in zijn soort, ivoren-torenhoog, ver weg, meer dan perfect, unieker dan uniek, en vergeleken met de banen die de andere opnameplaneten volgen, heel, heel, maar dan ook heel opvallend. Zeker beluisteren.