Achter de muziek aan is geen boek dat achter of voor de muziek wil lopen. Het is geen boek dat je meer leert over de muziek op zich. Het is geen verhaal, geen roman, geen boek over deze of gene musicus of een muzikaal gebeuren dat in onze herinnering moet blijven. Het is, zo kan wel stellen, dat eigenlijk allemaal een beetje want dit boek gaat over het muzikale erfgoed in Vlaanderen en Nederland. Het is meteen het eerste boek dat dit onderwerp behandelt en het geeft een overzicht van de benadering van dat muzikale erfgoed in beide landen, Nederland en Vlaanderen.
Met Achter de muziek aan ligt er een boek op tafel dat je een historisch-wetenschappelijk en politiek-wetgevend boek over het voornamelijk muzikaal roerend en onroerend erfgoed in Nederland en Vlaanderen mag noemen. Vlaanderen en Nederland hebben een rijke gelijklopende geschiedenis ook al groeiden de landen na de gedwongen splitsing uit elkaar wat eigen aksenten liet leggen en bepaalde evoluties anders en dus gevarieerder liet verlopen. De laatste jaren groeien de beide landen terug naar elkaar en onder meer dit boek is een van de vele uitingen van dat zoeken en vinden van elkaars gemeenschappelijkheden en wat ons scheidt. Het is belangrijk te weten dat in dit boek wordt uitgegaan van de huidige staatsverbanden. Het huidige Nederland en het huidige Vlaanderen. Het gaat niet om de oude historische Nederlanden en zo wordt er niet over de taalgrens getrokken naar Wallonië of Frans-Vlaanderen waar ook zeer veel feitelijk Vlaams/Nederlands muzikaal erfgoed te vinden is. Het is een keuze van de initiatiefnemers en een begin naar wie weet een nog vollediger werk.
Het boek, onder redactie van Maarten Beirens, Ellen Kempers en Heide Moyson heeft 8 hoofdstukken die elk op zich kortere visiestukken bundelen van musicologen, wetenschappers, conservators en anderen. Er kon beroep gedaan worden op mensen die weten hoe de klappen van de zweep vallen in het politieke wettelijke kader om een en ander voor elkaar te krijgen om – in dit geval – het muzikaal erfgoed zo goed als mogelijk in kaart te brengen, te conserveren, te restaureren en als levende materie over te brengen. Het is soms een zeer technisch boek, dan weer een boek dat standpunten geeft en richtinggevende visies belicht.
Duidelijk is dat men vandaag meer dan ooit begaan is met het materieel en imaterieel erfgoed en meer middelen dan ooit inzet om het oude en jonge verleden en zelfs heden, zijn toekomst te verzekeren. Belangrijk is het te vernemen dat men er niet van uitgaat het erfgoed tot een droog museaal iets te herleiden dat in feite dood is. Intgendeel, men wil het erfgoed tast- en hoorbaar maken, tot iets dat overgeleverd is en een toekomst heeft. Het gaat niet zomaar over objecten en dat is een hele goede zaak. Men poogt zo eerlijk mogelijk alles in zijn zuiverheid te benaderen en weer te geven en het zo een plaats te geven in het heden. Men maakt er hierdoor levend erfgoed van, zowel in Nederland en Vlaanderen en dat is sterk. Er zijn altijd kritieken te geven en ook ik ben het niet met alles even sterk eens en zie ook soms hier of daar een of ander meer of minder benadrukt, maar het geheel op zich is verantwoord richting gevend. Deze studie – we mogen dit boek echt wel een studie noemen – is een sterk staaltje van waarvan we komen, waar we staan en wat zeker nog kan en moet.