Na een uurtje stressen in het verkeer geraakten we die avond in Mortsel. Met wat geluk een plaatsje gevonden voor onze automobiel (nou ja, wat is mobiel tegenwoordig)… Een mens moet iets over hebben voor een Sinterklaascadeau.
Nominatie Gouden Label – Na een uurtje stressen in het verkeer geraakten we die avond in Mortsel. Met wat geluk een plaatsje gevonden voor onze automobiel (nou ja, wat is mobiel tegenwoordig)… Een mens moet iets over hebben voor een Sinterklaascadeau.
Zoals ik reeds bij herhaling schreef, is de essentie van de muziek te horen in kamermuziek. Er is niets mis met werk voor grote orkesten en dito koren. Maar de ”Negende” met duizenden uitvoerders? Als Ludwig van Beethoven het geweten had, gooide hij die partituur in de vuilnisbak. Het is de hoogste tijd dus om alle muziekliefhebbers op het hart te drukken dat ze moeten leren luisteren naar de kamermuziek van hun geliefde (en andere) componisten. En eveneens dringend – alleen al omdat het zo interessant is – moeten we met z’n allen op ontdekking naar minder bekend werk. Ook van de grote meesters. Wie zoekt, die vindt.
Een pluim voor de Academie voor Muziek, Woord en Dans (AMWD) van Mortsel, waar geregeld concerten georganiseerd worden met alles behalve grijsgedraaide muziek voor – a fortiori, in een zaal met een capaciteit van zowat honderd zitplaatsen – kleine ensembles. Telkens ontdekkingsreizen voor al wie met open geest en vooral met open oren wil genieten van veel ongekend moois.
Rasechte musici
Met een beetje geluk krijg je rasechte musici te horen die individueel kunnen bogen op een geslaagde carrière maar bovendien samen (als duo, trio, kwartet…) tot een soort metafysische symbiose komen.
De Vlaamse pianist Urbain Boodts studeerde in zijn prille jeugd in Antwerpen (Eerste Prijs Piano en Hoger Diploma Kamermuziek). Daarna in Brussel voor het Hoger Diploma piano, Eerste Prijs Harmonie) en nog later vervolmaking aan het Mozarteum te Salzburg en bij de Vlaamse pedagoog Jacques De Tiège, bij wie ook Leif Ove Andsnes bijvoorbeeld nog iets opsteekt…
Urbain Boodts werkte mee aan verschillende cd- en radio-opnames, waaronder een opname met pianomuziek van Janáček, met Belgische kamermuziek voor cello en piano, enz. Hij speelde als solist in concerti van Bach, Mozart, Grieg, Menotti, Benoit… met de Antwerpse Filharmonie en het Vlaams Symfonisch Orkest. Zijn interesse voor vocale muziek bracht hem in de koorwereld en hij werd een veelgevraagd en zeer gewaardeerd begeleider. Al vele jaren vormt hij een duo met klarinettist Nestor Janssens. Tot voor kort was hij assistent van Jacques De Tiège en begeleider in de zangklassen aan het conservatorium van Antwerpen en leraar piano aan de Academie van zijn woonplaats Mortsel.
Yuki Hori werd geboren in Japan waar ze basisonderwijs viool genoot. Daarna kwam ze naar Vlaanderen en studeerde aan het Conservatorium van Antwerpen bij Jerold Rubinstein. In 1991 behaalde zij haar meestergraad voor viool met grote onderscheiding. Daarna maakte ze deel uit van de jonge musici geselecteerd voor de "Live Music Now" gesticht door Yehudi Menuhin en in 1995 studeerde ze met grote onderscheiding af aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth in Waterloo. Ze trok daarna naar Duitsland waar ze verder studeerde bij Nicholas Chumachenco. Ze woont en werkt intussen in Vlaanderen. Yuki Hori treedt op als soliste en met verscheidene ensembles en maakt deel uit van het Brussels Philharmonic.
Franse toets
Op het programma staat vanavond muziek van de Franse componisten Maurice Ravel (1875-1937), Claude Debussy (1862-1918) en César Frank (1822-1890) én van een intieme vriend van zowel Ravel als Debussy: de Spaanse componist, pianist, dirigent en pedagoog Manuel de Falla (1876-1946).
De Sonate posthume voor viool en piano van Ravel is een jeugdwerk uit 1897, dat voor het eerst werd uitgevoerd door niemand minder dan Georges Enescu (1881-1955) en de componist zelf, maar later in de vergetelheid geraakte, tot ze in 1975 opnieuw uitgegeven werd. Ze is eendelig en refereert duidelijk aan Franck en Fauré. Het is alvast een voorbode van de Sonate in G (1927). Met dit werk zitten we meteen in de juiste sfeer. Van bij het begin is de ‘samenspraak’ tussen beide musici opvallend goed.
Het programma is zeer intelligent opgebouwd. Van een jeugdwerk van Ravel naar het laatste werk van een toen reeds doodzieke Debussy. Zijn Sonate voor viool en piano in g schreef Debussy in 1917, in volle oorlog dus. Het is een kort werk voor het eerst opgevoerd in de Salle Gaveau te Parijs waar volgens componist Francis Poulenc de zaal maar half vol zat en het applaus niet veel meer was dan “juste de convenant” – gewoon beleefd dus. Dit is niet zo in Mortsel waar het publiek zeer correct ervaren heeft dat hier een meesterwerk gebracht wordt – een compositie op het niveau van Mozart, van Beethoven of Brahms – door doorgewinterde musici die de stemmingswisselingen van het werk perfect genuanceerd overbrengen.
Met de Suite populaire espagnole van Manuel de Falla maken we een uitstapje naar Spanje. Deze suite is een bewerking van Siete canciones populares españoles voor zangstem en piano waarvan er één ontbreekt in de versie voor viool en piano. Dit is onvervalst Spaans maar met een Franse toets.
Pièce de résistance
Na de pauze komt wat heet “la pièce de résistance”: de Sonate voor viool en piano in A van César Franck, zijn huwelijksgeschenk voor de Belgische violist Eugène Ysaÿe – jawel die van de gelijknamige vioolwedstrijd die zou uitgroeien tot de Koningin Elisabethwedstrijd. Dit werk behoort tot het standaardrepertoire van elke violist en werd voor het eerst uitgevoerd in 1886, in het “Musée moderne de peinture” te Brussel, toen nog een bruisende stad… Vincent d’Indy noemde het een waar muzikaal monument en dat is het natuurlijk. Er werden versies van gemaakt voor piano met cello, dwarsfluit, saxofoon, tuba… waarvan alleen die voor cello en piano de goedkeuring kreeg van de componist zelf.
Het eerste deel is verrassend teder, zangerig maar die sfeer wordt meteen verdrongen door het rapsodisch tweede deel. Het thema in de piano komt als het ware dreigend over en wordt door de viool overgenomen. Het derde deel herhaalt thema’s uit het begin en de muziek wordt voorwaar lyrisch. In de finale ontwaren we een solide structuur. De thema’s worden hernomen in een soort cyclisch bouwwerk rond een motiefje dat bij herhaling opduikt. Knap gecomponeerd en even virtuoos uitgevoerd. De zaal zit als betoverd te luisteren naar deze a priori toch wel moeilijke maar zeer knap vertolkte muziek. Ontroerend sterk, sterk ontroerend.
Het applaus van het selecte publiek van echte muziekminnaars is zeer enthousiast. De muzikanten laten zich niet lang pramen en we krijgen twee ‘encores’. De overbekende maar hier tot kippenvel beroerende Habanera en het ingetogen Kaddish, beide van Ravel. Een avond waarvan we nog lang zullen nagenieten die, vooral vanwege de intrinsieke, hoogstaande kwaliteit, beslist een Gouden Label waard is.