1863, de Dom van Keulen

1863 – Der Kölner Dom und die Musik

Uitgeverij Königshausen & Neumann gaf teksten uit over de hervormingen van de kerkmuziek in de Dom van Keulen. Verschillende specialisten brengen het eerherstel van de a capella zang in kaart en schetsen zo een belangrijke periode uit de muziekgeschiedenis van het Duitse Rijngebied.

Vier koren
De magistrale Dom van Keulen heeft vier koren. Er is het kathedraalkoor (een jongenskoor met mannenstemmen), een meisjeskoor, de Domkantorei (een koor voor jongeren) en het Vocaal Ensemble van de kathedraal (een kamerkoor voor jongeren/muziekstudenten).Het kathedraalkoor werd in 1863 opgericht. Het is het oudste van de vier koren van de Dom van Keulen en zet expliciet de eeuwenoude traditie van koorzang voort. Het is geen internaatskoor. De jongens komen drie keer per week samen om te repeteren in het kardinaal Hoffner-huis, het koorcentrum van de Dom. In de vorm van beeldende vrijetijdsbesteding binnen een christelijke gemeenschap die verder gaat dan enkel maar musiceren, wordt gezorgd dat school en koor compatibel blijven.
De geest van het Cecilianisme
1863 was een keerpunt in de Keulse muziekgeschiedenis. Met de oprichting van het kathedraalkoor, dat de plaats van de oude Domkapelle innam, was de hervorming van de kerkmuziek in de geest van het Cecilianisme een feit. De priester Friedrich Koenen volgde Carl Leibl op als dirigent van het Domkoor. De koren zouden voortaan nog uitsluitend bezet zijn met jongens- en mannenstemmen en het gebruik van instrumenten, behalve het orgel, verdween. Composities voor koor, soli en orkest van Haydn, Mozart en Beethoven en geestelijke muziek uit de Romantiek werden niet langer uitgevoerd. De bedoeling was om tijdens de eredienst de a capella zang en vocale polyfonie in eer te herstellen. Door de uitsluiting van vrouwen en van instrumentale muziek verloor de Dom van Keulen zijn vroegere betekenis als centrum van het stedelijk muziekleven. Er kwam een strikte scheiding tussen städtischer und kirchlicher Musikpflege.
Voltooiing en viering
Na meer dan 600 jaar bouwen, werd de Dom in 1880 door Keizer Wilhelm I plechtig ingehuldigd. De voltooiing van de Dom was hét Symbolprojekt van de Duitse Nationalbewegung. Tegen de achtergrond van het in 1871 gesticht Duitse Rijk en de gelijktijdige voltooiing van de bouw van de kathedraal, van de Innenausbau, brengen de teksten in dit boek de Kirchenmusikalische verandering niet alleen muzikaal, maar ook algemeen cultuurhistorisch in beeld. In 2013 vierde het koor haar 150-jarig bestaan. Op 1 november 2013 bracht het koor het programma opnieuw dat destijds in 1863 uitgevoerd was, zijnde de Missa super Dixit Maria van Hans Leo Hassler en het Offertorium O quam Gloriosum van Tomas Luis da Vittoria. Deze muziek was exemplarisch voor het kirchenmusikalische ideaal van het Cecilianisme in de tweede helft van de 19de eeuw.
Liturgische normen
Elf wetenschappelijke bijdragen schetsen de ontwikkeling van de Kölner Dommusik in de 19de eeuw. In “Tussen Palestina en Beethoven” schrijft K. W. Niemöller over de kerkmuziek in de kathedraal en in Gürzenich in de 1ste helft van de 19de  eeuw. M. Deml vervolgt met een tekst over de transformatie van het koor van de Dom van Keulen in de loop van de 19de eeuw en J. van Elten beschrijft dan de Dommusik in spanning tussen aartsbisschop, het kapittel, de kerkmuziek en de liturgische normen. C. Müller Oberhauser heeft het dan over burgerlijke zelfrepresentatie en de hervorming van de kerkmuziek bij de Dombaufesten van 1848 en 1863, waarna F.J. Vogt over het orgel van de kathedraal in de tweede helft van de 19de eeuw schrijft.
Uitsluiting van vrouwen
Gerhards vervolgt met een tekst over de locaties van zang en de muziek voor de liturgie in de kathedraal en in “Mulier taceat in ecclesia?” beschrijven G. Finke / V. Lukassen de uitsluiting van vrouwen uit de kerkmuziek in Keulen in 1863 en de nasleep ervan. W. Bretschneider beschrijft in zijn tekst  „Alles Weltliche nicht beachtend und verschmähend“ de inspanningen en bemoeienissen van het Cecilianisme aangaande de vernieuwing van de sacrale muziek en N. Jers heeft het over de Akense Stiftskapellmeister en oprichter van het Gregoriushaus Heinrich Böckeler. Ten slotte beschrijven A. Marx en A.Richenhagen de samenzang en zangboeken in het aartsbisdom Keulen en beschrijven ze Friedrich Koenens Missa in honorem sanctorum trium regum.
Rijnlandse muziekgeschiedenis
De samenstelling en publicatie van deze teksten in de reeks Musik-Kultur-Geschichte (MKG), zou er niet zijn gekomen zonder de jarenlange, intense samenwerking tussen de Diözesanbibliothek, Kölner Dommusik, het aartsbisdom Keulen, de Arbeitsgemeinschaft für rheinische Musikgeschichte en de Hochschule für Musik und Tanz in Keulen. Het boek vertelt dan ook over een belangrijke episode in het Erzbistum Köln in het bijzonder en uit de Rheinische Musikgeschichte in het algemeen. De uitgevers/samenstellers Arnold Jacob Hagen is hoogleraar musicologie en directeur van het Instituut voor Historische Muziekwetenschap aan de Universiteit voor Muziek en Dans in Keulen en Annette Kreutziger-Herr is hoogleraar musicologie en Culturele Studies aan diezelfde universiteit.

Krijg elke donderdag een overzicht in je mailbox van alle artikelen die geplaatst zijn op Klassiek Centraal. Schrijf je snel in: